
Carnaval
Door Dries van den Akker s.j. / A.W. Gerritsen
Oorspronkelijk gepubliceerd op beeldmeditaties.nl
De kunstenaar toont ons een nar, te herkennen aan zijn narrenmuts met belletjes. Die belletjes wijzen in de richting van alle vier de windstreken, zegt het bijschrift, omdat ze de wereld willen inrichten volgens narrenwijsheid. De nar heeft een spiegel in zijn linkerhand. Hij kijkt erin met een intens tevreden blik. Dwaasheid ziet zichzelf nu eenmaal graag. En ik? Ik sta vlak voor de nar. Elk moment kan hij met plotseling gebaar die spiegel mij voorhouden. Zal ik zo’n zelfde verzaligde blik werpen op wat ik dan te zien krijg?
De nar is gezeten op een flinke stapel hoeden en smoelen uit heden en verleden. Zij zijn symbool voor hoe de mens zichzelf wenst neer te zetten. Hoe ‘ik‘ gezien wil worden. Hoe we herinnerd wensen te worden.

En de smoelen? Maskers zijn het. Zij tonen aan dat ons leven vaak veel weg heeft van een maskerade. Dat we ons naar buiten het liefst heel anders voordoen dan we van binnen zijn. Uitdrukkingen van hoe we gezien willen worden. Dat we met onszelf en elkaar één groot spel spelen. Verstoppertje. Kijk maar, je weet niet wat je ziet! De dwaasheid heeft vele tronies.
Staand voor het beeld kijk ik om me heen. Ik zie bewoners van de stad die het beeld al niet meer opmerken; toeristen lopen eraan voorbij, verveeld of geïnteresseerd. Allemaal mensen met gezichten. Allemaal buitenkanten met een binnenkant. Allemaal vormen waarachter het mysterie, de goddelijke aanwezigheid, verborgen gaat en waar doorheen tegelijk een glimp van het inwendige zichtbaar wordt. Zovele uitdrukkingsvormen. Telkens nieuw. Telkens anders.

Er loopt een barst door het kunstwerk heen, geaccentueerd met rode verf. Het bijschrift zegt: ‘Een storende breuklijn wijst erop dat iedere goede nar helder onderscheid weet te maken tussen wat echt is en vals; tussen ‘schijn’ en ‘zijn’.’
Mij herinnert die barst veeleer aan de barst die door de schepping, door ieder van ons heen loopt. Pijn. Verdriet om wat kapot is en zijn littekens nalaat. De profeet Jesaja spreekt niet over een barst, maar over de grauwsluier die over alle volken ligt, de floers die alle naties bedekt. Hij droomt van het moment dat God ooit, ooit in de verte, op zijn heilige berg een feestmaal aanricht voor iedereen: ‘Op deze berg verscheurt Hij de sluier die over alle volken ligt, de floers die alle naties bedekt. JHWH de Heer vernietigt de dood voor altijd, Hij veegt de tranen van alle gezichten, op heel de aarde wist Hij de smaad van zijn volk uit: JHWH heeft het gezegd! Op die dag zal men zeggen: Dat is onze God. Wij hoopten op Hem en Hij heeft ons gered!’ (Jesaja 25:7-9).
Is dat misschien de eigenlijke betekenis van carnaval: dat we op dat moment vooruit willen lopen? Dat het ooit toch eens helemaal goed moet zijn op onze wereld, tussen ons mensen? In ons hart weten we dat het nog lang niet zo is, maar we doen alvast een beetje net alsof. We trekken gekke bekken en hullen ons in exotische kleren. We organiseren optochten en stoeten van vreemde wezens en belachelijke mensen, voeren bizarre dansbewegingen uit en maken muziek en grimassen. Want diep in ons hart hopen we dat het ooit, ooit toch goed moet zijn. Terwijl we tegelijk weten dat het nog lang zo ver niet is. Die hele vrolijke boel van carnaval: één op beter hopende, vertwijfelde maskerade. Morgen maken we ernst met onze verlangens die zo vaak uit pijn worden geboren. Vandaag steken we er nog de gek mee.
*******
Bert Gerresheim: Hoppeditz, 2008, brons, Düseldorf. Hoppeditz is een fictieve figuur.
Bert Gerresheim werd in 1935 in Düsseldorf geboren. Van 1956 tot 1960 studeerde hij aan de kunstacademie van Düsseldorf onder Otto Pankok. Vanaf 1960 studeerde hij kunstgeschiedenis, archeologie en germanistiek aan de Universiteit van Keulen. In 1963 slaagde hij voor het staatsexamen voor kunstdocent. Naast zijn artistieke werk, dat tot 1970 voornamelijk uit tekenen bestond, was Bert Gerresheim tot 1990 werkzaam als docent Duits en tekenen als hoofd van de opleiding aan het Lessing-Gymnasium in Düsseldorf. De kunstenaar is lid van de Vereniging van Düsseldorfse Kunstenaars en sinds 1976 lid van de seculiere Franciscaanse orde. Tot 1970 werkte Bert Gerresheim vrijwel uitsluitend als grafisch kunstenaar, daarna legde hij zich ook toe op bronzen sculpturen. Sinds 1981 is zijn beeldhouwkunst dominant, waarschijnlijk niet in de laatste plaats als gevolg van zijn successen met het Heine Monument (1981 Schwanenmarkt, Düsseldorf) en het Kolbe Cross (1982 Rochuskerk, Düsseldorf). Het werk van Gerresheim was oorspronkelijk gebaseerd op het tachisme en het surrealisme en had een maatschappijkritisch effect. Later werden zijn werken steeds realistischer, beïnvloed door zijn verblijven in Italië, naar het voorbeeld van Michelangelo, Bernini en da Vinci. De figuren in de sculpturen zelf doen qua stijl denken aan Auguste Rodin. Bij nadere beschouwing lijken zowel de personages als de wereld waarin ze zich bevinden vaak verscheurd en lijdend. (Bron)