Kunstenaars
Beckmann, Max - BM - Ida Slump
Max Beckmann: Opstanding (I) en Opstanding (II)
Jullie zullen berichten horen over oorlog en oorlogsdreiging. Laat dat je dan niet verontrusten, die dingen moeten namelijk gebeuren, al is daarmee het einde nog niet gekomen. Matteüs 24:6
Het lot van de mens
door Ida Slump-Schoonhoven
In 1908 schildert de jonge Max Beckmann (1884-1950) een groot doek, tweeënhalve meter breed en maar liefst vier meter hoog. Hij noemt het Opstanding (Auferstehung). In het onderste deel zien we naakte en halfnaakte mensen die gekweld hun hoofd buigen of juist vol verwachting kijken naar de omhoogwervelende lichamen boven hen. Op het eerste gezicht is dit een schilderij in de traditie van Het laatste Oordeel. Eeuwenlang kregen kunstenaars - zoals Michelangelo (de Sixtijnse Kapel) en Rubens - opdracht voor dit thema, maar in de 20e eeuw gebeurde dat niet meer. Waarom dan koos Beckmann dit onderwerp?
Ongetwijfeld speelde zijn fascinatie met het werk van zijn grote voorgangers een rol. Hij is zichtbaar geïnspireerd door de krachtige naakten van Michelangelo en de dynamiek en het licht van Rubens. Maar bij nader inzien wijkt hij duidelijk af van de oude meesters. Het meest opvallende verschil is wel de afwezigheid van Christus als komende rechter. Ook ontbreken engelen die verlosten meevoeren naar de hemel en duivels die verdoemden meeslepen naar de hel. Hier ontstaat geen scheiding tussen mensen, ze lijken allemaal op te lossen in een helder licht.
Hoewel Beckmann aanknoopt bij de bijbelse beeldtraditie, gelooft hij niet in de opstanding als een historische gebeurtenis waarbij zondaren uit hun aardse bestaan worden verlost. Wel gelooft hij dat de mens hier op aarde door eigen wil en scheppende krachten kan opklimmen uit zijn lijden naar een hoger en lichter bestaan. Het is nog geen realiteit, maar een deel van de mensen onderin het schilderij ziet het als in een visioen. Ook de kunstenaar, die zichzelf (helemaal links) mee-lijdend met de mensheid afgebeeld heeft, is er getuige van. Het is dit wenkende perspectief dat hij met zijn werk wil tonen.
Beckmann is sterk beïnvloed door Nietzsche en heeft - net als veel theologen voor de Eerste Wereldoorlog - optimistische verwachtingen van de mens. Maar kan zijn optimisme standhouden?
Nog geen tien jaar later, van 1916-1918, werkt Beckmann opnieuw aan een grote Opstanding. Het formaat is veranderd: het is drieënhalve meter hoog en vijf meter breed. (De afbeelding is van een kleinere ets die hij later maakte, maar waarop de details – in spiegelbeeld – goed te herkennen zijn.)
Wat een contrast met het vorige doek: geen hoge lichte ruimte, maar een desolaat ruïnelandschap waarin de hemel lijkt te ontbreken. Links een vrouw die als in doodsnood haar handen ten hemel heft, rechtsboven vier figuren waarvan er één aan een noodlotsrad lijkt te draaien, daaronder een moeder met haar dode kind. Onderaan in het midden kruipt een dierlijke gestalte uit de aarde. Niemand stijgt hier vanuit deze ellendige toestand omhoog.
Max Beckmann heeft inmiddels de slagvelden leren kennen en heeft in het lijkenhuis vele doden getekend. In Rede des toten Christus vom Weltgebäude herab, daß kein Gott sei (1796) van Jean Paul herkent hij zijn eigen ervaring van een grenzeloos verlaten-zijn in de eeuwigheid. Hij verliest zijn verwachting van een betere toekomst. Hij kiest nu andere kunstenaars als voorbeeld: El Greco met zijn langgerekte figuren, Matthias Grünewald met zijn sterke dramatiek. Ook middeleeuwse sculpturen inspireren hem. Met expressionistische middelen geeft hij de verschrikkingen weer: hij vervormt figuren, toont intense gebaren, verstoort het perspectief.
Het optimisme van de kunstenaar heeft plaatsgemaakt voor een diep pessimisme. Maar ook hier is hij aanwezig bij de lijdenden. Vanuit een gat in de aarde kijkt hij – halfverscholen achter zijn vrouw – toe en ondergaat het lot van de mensheid. Hij moet wel, want niemand ontkomt aan de eeuwige kringloop van het rad van fortuin. Maar het geeft hem ook de mogelijkheid om te doen wat hij als zijn nieuwe opdracht ziet: door zijn werk de mensen een beeld van hun noodlot geven. Hij wil ‘een toren bouwen, waarin de mensen al hun woede en vertwijfeling, al hun arme hoop, vreugde en verlangen kunnen uitschreeuwen. Een nieuwe kerk.’
Kijken naar kunst stemt niet altijd vreugdevol. Wie dit werk ziet, raakt onder de indruk van de ontzettende dingen die kunnen gebeuren. Maar is de situatie van de mensheid werkelijk zo uitzichtloos?
Jezus kondigt in de Bijbel (Matteüs 24) veel verschrikkingen aan: oorlogen, hongersnoden, aardbevingen, en zegt: ‘En na die verschrikkingen zal de zon verduisterd worden en de maan geen licht meer geven, de sterren zullen uit de hemel vallen en de hemelse machten zullen wankelen.’ Beckmann kent dit beeld: boven zijn gekwelde aarde staat de zon, zo zwart dat hij geen licht meer kan geven. Maar Jezus belooft wat Beckmann niet durft te hopen: dat dit toch niet het einde zal zijn. Hij zal eens als de Mensenzoon op de wolken terugkeren naar de aarde en zijn engelen zullen zijn uitverkorenen bijeenbrengen. Hij roept iedereen op om daarnaar uit te kijken en om klaar te staan en te delen in de vreugde als het zover is.
*******
Ida Slump-Schoonhoven is coördinator van ForumC-Kunst en de Rookmaakerkring.
ArtWay beeldmeditatie 27 februari 2011