ArtWay

Kunstenaars openen onze ogen voor rijkdom en betekenis. Sandra Bowden

Kunstenaars

Goes, Hugo van der - door H.R. Rookmaaker

 Hugo van der Goes: Het Portinari altaar  

 

 Mediteren over het leven van Christus  

door H.R. Rookmaaker 

Rond 1470 bestelde de Florentijnse kunsthandelaar Portinari, die nauwe handelsbetrekkingen met Vlaanderen on­derhield, een altaar bij de beroemde Zuid-Nederlandse kun­stenaar Hugo van der Goes. Het altaar moest de aanbidding van de herders afbeelden en zou geplaatst worden in een kerk in Florence. Het werd een van de allergrootste schilderstukken uit de 15e-eeuwse kunst, daar de breedte van het middenpaneel alleen al ongeveer drie meter beslaat. 

De verschillende figuren op het schilderij vormen een grote cirkel om Maria en het Kind, wat leidt tot een overzichtelijke compositie. De details zijn zeer precies ge­penseeld. Men lette bijvoorbeeld op het stilleven met bloemen op de voorgrond. 

 

De scène is met zo’n grote natuurgetrouwheid afge­beeld dat we haast denken dat de schilder het zelf heeft gezien. En dat is ook heel waarschijn­lijk, want reeds in de loop van de 14e eeuw was men dit gedeelte van de heilsgeschiedenis gaan uitspelen in de zgn. mysterie­spelen. In die tijd ook, om op een detail de aan­dacht te vestigen, zien we de kleding van de en­gelen veranderen. Daarvoor hebben ze een soort tijdloos wit kleed aan, maar nu zijn ze gekleed in zware priesterkleding met heldere kleuren gebor­duurd met veel goud. We kunnen er zeker van zijn dat hierbij het ‘theaterkostuum’ werd nagebootst. 

De voorstel­ling van de aanbidding van de herders duikt pas voor het eerst in de 14e eeuw op. In deze tijd gaat men nadenken en mediteren over de details van het leven van Jezus. Het was de mystiek die hier veel waarde aan hechtte. Zeer belangrijk is in dit verband het werk van Pseudo­-Bonavontura, een Franciscaan uit het eind van de 13e eeuw. Zijn boek Meditationes vitae Christi, medi­taties over het leven van Christus, spreekt niet allereerst tot het verstand over dogma's en theologische leerstukken als toen in de scholastiek gewoon was, maar tot het hart. De schrijver schildert met veel realisme en zeer kleurig de verschillende scènes, daarbij met zijn fantasie veel details inlassend die in het eigen­lijke evangelie geheel niet voorkomen. Dit boek, dat met de vele dialogen als het ware ervoor ge­maakt was om tot toneel verwerkt te worden, heeft op de dichters van de mysteriespelen zeer veel invloed uitgeoefend. 

Zo zegt hij bijvoorbeeld dat Maria voordat zij het kindje baarde, even leunde tegen een zuil. Die zuil missen wij vervolgens nooit in voorstellingen van de geboorte, de aanbidding van de herders en van de koningen. Hij is ook op dit altaar van Hugo van der Goes te zien. Volgens een legende was de stal waarin Christus geboren werd een ruïne van het paleis van David te Bethlehem, een legende die wellicht ontstaan is als een poging om de zuil te verklaren, die men steeds op dergelijke voorstellingen zag, terwijl men de herkomst ervan niet meer kende. 

De 15e-eeuwse afbeeldingen van de gebeurte­nissen omtrent de geboorte van Christus zijn dus sterk gevoed vanuit een mystiek, die in die eeuw de volksvroomheid sterk beïnvloedde. Deze gematigd mystieke gedachtewereld leeft nog steeds voort. Ze komt o.m. uit in de opvatting dat we bij de kribbe van Jezus moeten bidden, dat we voor het kindeke moeten knielen. Denk maar aan kerstliederen als ‘Ik kniel aan uwe kribbe neer’. 

 

Dat een dergelijke gedachtegang de schilder tot deze wijze van voorstellen bracht, hoeft voor wie de afbeelding bestudeert geen nadere uitleg. Ook het feit dat de personen gekleed zijn in eigentijdse kledij wijst daar op, al moeten we voor ogen hou­den dat de 15e-eeuwer nog geen modern historisch besef had, zodat voor hem het anachronisme min­der duidelijk sprak.

Afgezien daarvan echter kan men zich afvragen of het zo gebeurd had kunnen zijn. Is het waarschijnlijk dat Maria voor het kind biddend knielde? Van de herders weten we dit uit het evangelie ook niet, alleen van de wijzen uit het Oosten wordt het gezegd. 

 

Wij zullen het hierbij laten, al weten we dat we nog veel te weinig over dit werkelijk prachtige schilderij ver­telden. Er zou immers over de geweldige karak­teristieke koppen van de herders alleen al een studie geschreven kunnen worden! 

******* 

Hugo van der Goes: Het Portinari Altaar1476-79, olieverf op hout, middenpaneel 253 x 304 cm, zijpanelen 253 x 141 cm. Galleria degli Uffizi, Florence. 

Hugo van der Goes (ca 1440-1482) was een Vlaams schilder, een van de belangrijkste van de tweede helft van de 15e eeuw. Van der Goes werd geboren in Gent en trad daar in 1467 toe tot het kunstenaarsgilde. Later was hij enkele malen deken van het gilde. Rond 1478 ging hij wonen in het Rode Klooster bij Brussel; waarschijnlijk omdat hij leed aan aanvallen van geestesziekte. Opvallend in zijn werk zijn de monumentale figuren. Gezichten en handen drukken veel emotie uit. Hugo van der Goes signeerde zijn werk niet. Het enige werk dat met zekerheid aan hem kan worden toegeschreven (omdat Vasari er melding van maakt) is het altaarstuk dat hij maakte in opdracht van Tommaso Portinari. In 1481 kreeg Van der Goes een zenuwinzinking. Hij herstelde weliswaar, maar overleed het volgende jaar. 

H.R. Rookmaaker (1922-1977) groeide op in Indonesië. Hij kwam in krijgsgevangenschap tijdens de Tweede Wereldoorlog tot geloof. Van 1949-1956 werkte hij als kunstcriticus voor Trouw. In 1959 publiceerde hij zijn proefschrift Synthetist Art Theories over de kunsttheorie van Gauguin. Zijn enthousiasme voor muziek vertaalde zich in de publicatie van Jazz, blues en spirituals (1960) en in 1962 kwam Kunst en Amusement uit, waarin hij christenen stimuleert om met kunst en amusement aan de slag te gaan. In 1965 werd hij professor kunstgeschiedenis aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. In 1970 verscheen Modern art and the Death of a Culture. Hij stond samen met zijn vrouw aan de wieg van het Nederlandse l’Abri, dat in 1971 van start ging. Zijn werk werd gebundeld in The Complete Works of Hans Rookmaaker, Piquant, 2003. 

Deze meditatie werd oorspronkelijk gepubliceerd in het Calvinistisch Jongelingsblad 6, 34, 1951. 

ArtWay beeldmeditatie 21 december 2014