John, Gwen - BM - Jonathan Evens
Gwen John: De non
‘Gods kleine kunstenaar’
door Jonathan Evens
Gwen John arriveerde in 1904 in Parijs en werd daar model en minnares van Auguste Rodin, toen de beroemdste beeldhouwer ter wereld met enorme ateliers in het centrum van Parijs. Zijn huis lag aan de zuidwestelijke rand van de stad in het plaatsje Meudon. In Rodins atelier ontmoette ze de dichter Rainer Maria Rilke, die een tijdje als Rodins assistent werkzaam was. Ze werden vrienden. De recente tentoonstelling Gwen John: Art and Life in London and Paris in Chichester, Engeland, volgde haar 40-jarige carrière chronologisch in relatie tot de twee steden waarin ze woonde en werkte.
In 1911 verhuisde Gwen John naar Meudon. Ze hield ook haar kamer in de binnenstad van Parijs aan, waar ze dagelijks werkte, werk tentoonstelde, vrienden ontmoette en galerieën bezocht. Dit nieuwe leven was mogelijk gemaakt door John Quinn, een Amerikaanse verzamelaar van moderne kunst. Hij gaf haar regelmatig toelagen en zorgde ervoor dat ze in 1913 kon deelnemen aan de Armory Show, een internationale moderne kunsttentoonstelling in New York.
In 1913 bekeerde ze zich tot het christelijk geloof en werd ze katholiek. Ze voelde zich aangetrokken tot de Franse katholieke opwekking (grofweg 1860–1960) met invloedrijke mensen als Paul Claudel, Charles Péguy, Léon Bloy, Maurice Denis en Jacques Maritain. Ze bewonderde het werk van Georges Rouault, de meest vooraanstaande rooms-katholieke kunstenaar van zijn tijd, en Paul Cézanne, die het eeuwige element in het universum wilde onderzoeken, de ‘Pater Omnipotens Aeterna Deus’ (almachtige Vader, eeuwige God). Maritain was Gwen Johns buurman, van wie ze een aantal portretten maakte. Ook Rilke had een blijvende invloed op haar in zijn streven om ‘het geestelijke terug te brengen in het westerse materialisme’ en een ‘gevoel voor transcendentie te bevorderen in een wereld van ingestorte geestelijke zekerheid’.
John schreef over zichzelf als ‘Gods kleine kunstenaar’ en over het ‘binnengaan van de kunst als het geloof’. Ze noemde God ‘een God van stille rust’ en beschouwde ieder moment als heilig en als iets wat niet besmeurd moet worden. Dit kwam enerzijds uit in de aandacht die ze besteedde aan de onderwerpen van haar langzaam tot stand komende schilderijen, die een harmonieuze en geordende stilte uitstralen, en anderzijds ook in de snelle schetsen van de mensen in haar kerk. Deze schetsen waren als gebeden voor haar. Ze zag zichzelf als een mens van vlees en bloed, niet in staat om lang te bidden, maar ze voelde zich geïnspireerd door de ‘kleine weg’ van Theresia van Lisieux, die beaamt dat het allerkleinste gedaan kan worden in de naam van God. John schreef dat ze een heilige in haar werk moest zijn. Wat ze kon laten zien in haar werk, meende ze, was ‘een verlangen naar een groter innerlijk leven’. Haar kunst mediteert dan ook in stilte over de schoonheid van het alledaagse bestaan op een manier die vergelijking oproept met kunstenaars als Jean-Baptiste Simeon Chardin, Giorgio Morandi en Vilhelm Hammershøi.
Onder invloed van Cézanne schilderde ze meerdere series over hetzelfde onderwerp met minieme verschillen, die zorgden voor variatie in toon en sfeer. Ondanks de afkeuring van de priester maakte ze een serie kleine gouache- en aquareltekeningen van gelovigen in de kerk van Meudon. Deze doen denken aan het werk van Maurice Denis, met vereenvoudigde donkere lijnen gevuld met vlakke kleurvlakken. Werken uit deze periode hebben ook een onafgewerkt oppervlak, beïnvloed door wat Denis ‘de mystiek van het onvoltooide’ in het werk van Cézanne noemde. Soms maken ze gebruik van platte zware contouren, misschien in navolging van het werk van Georges Rouault.
De dominicanenzusters in Meudon, die instrumenteel waren in Gwen Johns bekering, gaven haar als opdracht om hun stichter Mère Marie Poussepin te schilderen. John had alleen een klein zwart-wit bidprentje uit 1911 als bronmateriaal, maar transformeerde deze kleine monochrome afbeelding tot een serie portretten met een stralende aanwezigheid, vol leven en kracht. Ze zag deze portretten als een doorbraak in haar kunst, misschien omdat ze hierbij had vertrouwd op haar verbeeldingskracht en zwaarbevochten techniek in plaats van op de aanwezigheid van een poserend persoon. Kunsthistoricus en museumdirecteur John Rothenstein meende dat dit haar beste schilderijen waren. Quinn kocht er één van en beschreef het als ‘een prachtig juweel’ dat zelfs boven Picasso’s werk uitstak. In 1922 was Quinns Mère Poussepin te zien in de tentoonstelling ‘Seven English Modernists’ in The Sculptor's Gallery in New York.
John schilderde ook portretten van verschillende nonnen uit het klooster, waaronder een jonge vrouw (zie de afbeelding bovenaan) die mogelijk Soeur Marie-Céline heette. Er zijn acht schilderijen van deze non, waarop ze op dezelfde manier werd afgebeeld als Mère Poussepin op het bidprentje. Terwijl de pose en kleding conformiteit aangeven, weet John deze zuster ook individualiteit en menselijkheid mee te geven.
Sir William Rothenstein, schilder en graficus, zei in zijn commentaar op deze schilderijen dat John haar ‘koele nonnen met hun stille en mooie handen de wijsheid van rust en zuiverheid’ meegaf. Deze rust en zuiverheid, voortvloeiend uit gebedsvolle aandacht, is wat het hele werk van John tot uitdrukking brengt. Het is het grote geschenk dat zij ons aanbiedt.
*******
Gwen John, De non, ca.1915-21, olieverf op hout. © Tate.
Gwen John, Een hoek in de kamer van de kunstenaar in Parijs, ca.1907-9, olieverf op doek. © Sheffield Museums Trust.
Gwen John (1876–1939) werd geboren in Wales. Ze woonde en werkte in de meest vooraanstaande plaatsen in het verhaal van de Europese kunst, in het Londen van 1890-1900 en het Parijs van het eerste decennium van de 20e eeuw. Haar werk was gewild en in de jaren ’20 werd ze in Parijs zo bewonderd dat de Amerikaanse dichteres Jeanne Robert Foster schreef: ‘Iedereen weet van Miss John ... en de Salon neemt alles wat ze hen stuurt.’ Ze is vaak ten onrechte voorgesteld als een kluizenaar, met weinig verbinding met de wereld om haar heen. Onafhankelijkheid en teruggetrokkenheid waren zeker belangrijk voor haar, maar haar archief onthult ook een sociale kunstenaar, genietend van het leven in de kunstwereld tussen de grote figuren van haar tijd. Haar verhaal is dat van een vrouw die deel uitmaakte van de cultuur van haar tijd en er zeker van was dat ze een plaats in de geschiedenis zou innemen. ‘Ik kan me niet voorstellen waarom mijn visie enige waarde in de wereld zal hebben – en toch weet ik dat het zal gebeuren.’ (Alicia Foster, Gwen John: Kunst en leven in Londen en Parijs, 2023)
Jonathan Evens is Team Rector van de kerken van Wickford en Runwell ten oosten van Londen in Engeland. Hij is medeauteur van The Secret Chord, een boek over de rol van muziek in het culturele leven gezien door de lens van het christelijk geloof. Zijn blog is https://joninbetween.blogspot.com.
ArtWay beeldmeditatie 8 oktober 2023