Jonabeeldjes - BM - Victoria Emily Jones
Jona opgeslokt en uitgespuwd
Uit de buik van het beest
door Victoria Emily Jones
Het boek Jona was het meest populaire oudtestamentische verhaal in de christelijke kunst vóór keizer Constantijn. Meestal werd het gebruikt in de context van de begrafeniscultuur (beschilderde catacombewanden, snijwerk op sarcofagen) maar soms ook als woningdecoratie. Dit laatste is de waarschijnlijke achtergrond van de vier losse marmeren Jonabeeldjes in de collectie van het Cleveland Museum of Art. Deze zogeheten Jonah Marbles zijn in de jaren ’60 in Klein-Azië gevonden en men neemt aan dat ze in de derde eeuw onderdeel waren van het interieur of van een versierde fontein van een rijke christelijke familie in wat nu midden-Turkije is.
De groep volgt de driedelige visuele sequens die toen al gebruikelijk was – Jona opgeslokt door het zeemonster, Jona uitgespuwd door het zeemonster en Jona liggend onder de wonderboom – en voegt daar nog een extra tafereel aan toe: Jona die staat te bidden. Ik richt me nu op de eerste twee.
U ziet dat ik spreek van ‘het zeemonster’. Wij zijn gewend om in geïllustreerde kinderboeken de ‘grote vis’ uit het Bijbelverhaal als walvis uitgebeeld te zien. Maar de vroege christenen stelden zich dit wezen meestal voor als een kētos, het mythische Griekse zeemonster dat van voren op een wolf leek (lange snuit, puntige oren, meestal met voorpoten) en van achteren een slangachtige vissenstaart had. Kētos is het Griekse woord dat de Septuagint gebruikt in het boek Jona. De onbekende beeldhouwer had waarschijnlijk nooit een walvis gezien, maar wel kunstzinnige verbeeldingen van schrikwekkende kētoi op vazen en in mozaïeken. Het is dan ook begrijpelijk dat hij aansloot bij deze gevestigde iconografie.
Jona werd natuurlijk allegorisch geïnterpreteerd als type van Christus, die zichzelf expliciet met Jona vergeleek toen hij antwoordde op de vraag van de farizeeën naar een teken: ‘Want zoals Jona drie dagen en drie nachten in de buik van een grote vis zat, zo zal de Mensenzoon drie dagen en drie nachten in het binnenste van de aarde verblijven’ (Matteüs 12:40).
Het zeedier dat Jona opslokt en Jona’s verblijf in de buik kunnen we zien als vooruitwijzing naar de dood die Jezus opslokt en naar het graf waar hij in werd gelegd. Dat Jona door het beest wordt uitgespuwd wijst dan vooruit naar de opstanding van Jezus, die naar buiten barstte uit de muil van de dood. Dit is dan ook wat we op allegorisch niveau zien gebeuren in het tweede Jonabeeldje: Jezus als een naakte heldenfiguur met triomfantelijk opgeheven armen, uitgespuugd door de vijand die hem niet meer in bedwang heeft.
Als deze beeldjes ons een beeld aanreiken van Christus in zijn dood en opstanding, dan kunnen we dit ook als een beeld van zijn volgelingen zien. Eén reden waarom Jona zo’n geliefd onderwerp was voor christenen in het hele Romeinse rijk ten tijde van de vervolgingen is dat het verhaal, met de nieuwtestamentische vervulling ervan, hen herinnerde aan de uiteindelijke machteloosheid van het graf en aan de verrijzenis op de jongste dag.
Bovendien is het niet slechts een beeld van wat er gebeuren zal, maar ook van wat er bij de doop al is gebeurd. De gelovige is gestorven voor de zonde en opgewekt tot nieuw leven in Christus (Romeinen 6:1-11). Associaties met de doop worden versterkt door de naaktheid van Jona als hij uit de kētos tevoorschijn komt. Uit diverse geschriften van kerkvaders kunnen we opmaken dat mensen naakt werden gedoopt, omdat naaktheid een verschijnsel is dat optreedt bij zowel geboorte als begrafenis (zie: Robin M. Jensen, Living Water: Images, Symbols, and Settings of Early Christian Baptism, 2010). De dopeling ontdeed zich van de kleren van het oude ik en kwam als wedergeborene uit het rituele water, als een baby uit de baarmoeder, om een nieuw kleed aan te trekken.
Jona opgeslokt en Jona uitgespuwd zijn dus veelduidige sculpturen, die de geschiedenis van Jona in het teken zetten van de christelijke leer, de paasliturgie en een toekomstbelofte.
*******
Jona opgeslokt, gemaakt in Klein-Azië, waarschijnlijk in Frygië (midden-Turkije), A.D. 290-90. Marmer, 50,4 ×15,5 ×26,9 cm. Cleveland Museum of Art, Ohio, USA.
Jona uitgespuwd, gemaakt in Klein-Azië, waarschijnlijk in Frygië (midden-Turkije), A.D. 290-90. Marmer, 41,5 × 36 × 18,5 cm. Cleveland Museum of Art, Ohio, USA.
Victoria Emily Jones woont in de Verenigde Staten in de regio Baltimore, waar zij werkt als freelance redacteur en blogt op ArtandTheology.org. Zij volgde opleidingen in journalistiek, Engelse literatuur en muziek en momenteel doet zij onderzoek naar manieren waarop kunst een stimulans kan zijn voor een vernieuwde theologische omgang met de Bijbel. Zij zit in het bestuur van de Eliot Society en levert bijdragen aan Visual Commentary on Scripture, een initiatief van Kings’s College London. Ook is zij redacteur van ArtWay.
ArtWay beeldmeditatie 5 juli 2020