Koning, Roeland - BM - José Verheule
Roeland Koning: Egmondse vissersvrouwen
Stormen
door José Verheule
Zo levensecht kijken de vissersvrouwen uit Egmond aan Zee je aan op dit schilderij dat je haast het gevoel krijgt buiten beeld naast hen te staan en heel even deel uit te maken van hun wereld in de twintiger jaren van de vorige eeuw. Een totaal andere wereld, waarin de vis duur betaald werd, mannen en jongens geregeld op zee omkwamen en de vrouwen aan wal er vaak alleen voor stonden.
De tol daarvan staat op de gezichten van de twee oudere vrouwen geschreven. Karakteristieke gezichten, die heel verschillend ogen: de vrouw links meer het aanpakkende type, met haar schaal half onder de arm kan ze zo weglopen. Aan de stand van haar mondhoeken lees ik verdriet maar ook iets van de teleurstelling af, die het leven haar gebracht heeft. De vrouw in het midden oogt meer gelaten, alles verstild dragend, met haar handen rustig gevouwen op haar schoot. Een lief iemand lijkt ze me. Gebogen onder het harde werken. In haar ogen en rimpels zie je het verdriet dat ze meegemaakt heeft. De jonge vrouw naast hen kun je niet in het gezicht zien, maar haar houding heeft iets fiers en aan de rouwrandjes rond haar nagels te zien weet ze van aanpakken.
Achter hen zie je de rode daken van de vissershuisjes in een kriskras patroon van straatjes, haaks op elkaar, om de zeewind te breken. Er schuifelt een oud vrouwtje en dichterbij loopt een schelpenvisser. Je ziet ook hoe het dorp pal aan zee ligt aan de duinen. In de verte zie je een paar hotels, waar vanaf eind 19de eeuw steeds vaker rijke badgasten komen logeren.
Je ziet dat de schilder deze hardwerkende vrouwen met liefde en eerbied heeft neergezet. Hoe aandachtig de kanten mutsjes, de koraalketting en hun handen zijn getekend. Ze leefden in een wereld die me doet denken aan die van de eerste discipelen van Jezus in het vissersplaatsje Kapernaüm aan de Zee van Galilea. De meesten van hen waren arme vissers, net als de mannen en zonen van deze vrouwen. Voorafgaand aan zijn verhaal over de storm op de Zee van Galilea (Matteüs 8) vertelt Mattheüs dat Jezus op bezoek is in het vissershuisje van de schoonmoeder van Petrus, waar hij met zijn vrouw bij inwoont, en dat Jezus haar geneest als ze ziek op bed ligt. Heeft die schoonmoeder van Petrus geleken op een van deze vrouwen? En hoe hebben zij en de andere vrouwen aan wal zich gevoeld, wakker liggend in de nacht, met hun man en zonen op zee in de storm die ook rond de kleine vissershuisjes giert?
‘Help, Heer, wij gaan ten onder!’, roepen de discipelen op zee in wanhoop uit. ‘Kyrie zooson!’, ‘Here, red!’ Matteüs geeft aan hun uitroep expres de vorm van een smeekbede die in alle tijden meegebeden kan worden als mensen overspoeld worden door de golven van het leven, letterlijk of figuurlijk. Hoe vaak hebben de vrouwen op het schilderij zo gebeden in hun leven.
Lange tijd was onbekend gebleven wie ze waren, maar dankzij het speurwerk van de Egmondse Carla Kager weten we nu wie de twee oudere vrouwen zijn. Ze heeft uitgevonden dat de vrouw links Antje Wijker is, geboren in 1863 en overleden in 1933. Zeventig jaar is ze geworden, wat voor die tijd aardig oud is. Haar moeder was op haar 31ste al weduwe. En vijf jaar later wordt zij geboren, zonder dat haar vader officieel bekend is. Geen gemakkelijke start dus. Op haar 23ste trouwt Antje met visserman Pieter de Groot, terwijl hun eerste kind dan al geboren is. Ik denk dat je in die tijd als jong stel moeilijk aan een eigen stek kwam. In de daaropvolgende jaren krijgen Antje en Pieter samen twaalf kinderen. Maar zes sterven er al als baby of kleuter. Onvoorstelbaar nu. In 1919, als haar jongste nog maar zeven is, komt haar oudste dochter met kinderen weer bij haar inwonen, omdat haar man op zee gebleven is. Zo ging dat.
En zo gaat het ook bij Jannetje de Groot, de vrouw in het midden, zo’n tien jaar ouder dan Antje en geboren in 1852. Op haar 25ste trouwt ze met visser Aris Krab en ze krijgen vijf kinderen. Maar ook bij haar sterven twee kinderen al jong, op hun zesde en negende. En in 1905 verdrinkt zoon Cornelis op zee, net 21 jaar. Jannetje en haar man Aris hebben wel het geluk gehad samen oud te worden. Als haar man in 1936 overlijdt zijn ze bijna 60 jaar getrouwd. Jannetje zelf haalt de 91, een unicum voor die tijd. Ze sterft in 1943. Niet in Egmond aan Zee, maar in Beetsterzwaag, doordat de Duitsers in de oorlog heel Egmond aan Zee ontruimen en platgooien om er bunkers voor in de plaats te zetten, als kustverdediging tegen de geallieerden. En met alle andere inwoners wordt Jannetje naar elders geëvacueerd. Je zal het maar meemaken op je oude dag.
Geen wonder dat je van de gezichten van Antje en Jannetje verdriet en zorgen kunt aflezen. Maar in hun gezichten zie ik ook een grote kracht getekend. Spreekt daar iets van hun geloof uit?
Als zijn discipelen Jezus in paniek wakker schreeuwen, is zijn eerste reactie: ‘Wat zijn jullie toch bangelijk, kleingelovigen?’ Kleingelovig, niet ongelovig. Matteüs heeft het over een klein geloof. Ik vraag me af of geloof doorgaans niet zo begint. Dat je begint met Jezus te willen volgen en vervolgens ga je in je leven over bergen en door dalen op weg naar geloof. Want pas als je gaandeweg ervaart: ik heb voor hetere vuren gestaan en ben erdoorheen gekomen, groeit het vertrouwen en geloof dat ook een volgende slag niet het einde hoeft te betekenen. Geloof groeit of raakt ontgoocheld gaandeweg je leven. En de kans dat je ontgoocheld raakt, lijkt me heel reëel. Als één daar begrip voor kan opbrengen, zal het toch God zijn, denk ik.
In de gezichten van vissersvrouwen zie je dat geloof ook kan groeien in de stormen van het leven. Ik zie het in de standvastigheid van Antje en de rust die er van Jannetje uitgaat. Aan de houding van de jonge vrouw met haar handen in de zij kun je strijdvaardigheid aflezen. Haar gezicht is van ons afgekeerd richting zee en een onbekende toekomst. Haar naam is nog niet achterhaald, maar wij weten van de stormen die ook haar te wachten staan: de crisis van de dertiger jaren als de badgasten wegblijven, de vernieling en volledige ontruiming van het dorp in de Tweede Wereldoorlog. Wat zal het gedaan hebben met háár geloof?
En hoe komen wij uit de stormen in ons leven? Als ik dan weer naar de doorleefde gezichten van Jannetje en Antje kijk, kan ik er misschien ook voor mezelf geestkracht en vertrouwen uit putten.
*******
Roeland Koning: Egmondse Vissersvrouwen, ca. 1927, olieverf, 91 x 112 cm. Particulier bezit, voorheen Simonis & Buunk.
Roeland Koning (1898-1985) werd in Amsterdam geboren in een streng gereformeerd gezin. Aanvankelijk tegen de zin van zijn vader voltooide hij diverse kunstopleidingen, waaronder de Rijksacademie. Tussen 1924 en 1927 woonde hij in het vissersdorpje Egmond aan Zee, waar hij de plaatselijke bevolking portretteerde. Later verhuisde hij naar Wassenaar. Aan zijn werk zijn diverse tentoonstellingen gewijd.
Literatuur: Artikelen van Carla Kager in Geestgronden, Egmonds historisch tijdschrift, jaargang 20, nr. 1 (mei 2013) en nr. 2/3 (september 2013); uitgave van de Stichting Historisch Egmond.
José Verheule is theoloog. Ze is met vervroegd emeritaat na als predikant werkzaam te zijn geweest in de PKN in Zaandam. Ze leidt kerkdiensten in een verzorgingshuis en geeft Nederlandse les aan vluchtelingen.
ArtWay beeldmeditatie 15 oktober 2017