Genesis 1 - Scheppingsramen 2 van Femmy Schilt
Femmy Schilt-Geesink: Scheppingsramen 2
Tussen hemel en aarde
door José Verheule
Er komt een Groene Bijbel, las ik, met teksten over goed duurzaam omgaan met de natuur groengedrukt, gemaakt van gerecycled papier van versleten bijbels. Een knalgroene eerste bladzijde dus? Zo makkelijk was dat niet voor de makers. Want is niet alle ellende begonnen met de opdracht aan de mens om over de schepping te heersen?
Over die schepping en de rol van de mens gaan ook de gebrandschilderde ramen van Femmy Schilt-Geesink in het protestantse kerkje in Egmond aan Zee, waarvan je hier de ramen over de laatste drie scheppingsdagen ziet, vol kleur en beweging. Als ik in het eerste raam het oneindige heelal inkijk dat onze kleine aardbol omgeeft, voel ik me inderdaad maar een nietig mensje.
Toch heeft Femmy onze aarde centraal in het midden gezet, met de dampkring als een stralenkrans eromheen. Van boven in kleurig daglicht van de zon, vanonder in zilver licht van maan en sterren.
Maar wat doet die gigantische explosie van licht daarboven?! Die pulserende witte ster met puntige stralen en roodgloeiende energiegolven naar alle kanten. Is dat de zon? Of is de zon juist de veel kleinere, rode cirkel helemaal in de hoek rechtsboven, maar gedeeltelijk zichtbaar, ook stralend maar veel gedempter dan het verblindende licht eronder? Bestaat er een licht dat groter is dan de zon die met haar warmte en licht alle leven op aarde wekt? Geen wonder dat mensen eeuwenlang de zon als god hebben aanbeden…
Maar voor Israël is niet de zon, maar God zelf het alles doordringende licht dat op de eerste scheppingsdag de duisternis doorbreekt. Volgens de Rabbijnen zijn zon en maan op de vierde dag geschapen om dat oogverblindende licht van God te temperen. God gaf aan zon en maan een deel van zijn licht, genoeg om de aarde bij dag warmte, kleur en fleur te geven en ’s nachts niet aan het duister over te laten.
Eén straal van Gods licht raakt in het raam de zon aan en is genoeg om hem in vuur en vlam te zetten en licht door te geven aan de maan in de nacht, onderin het raam. Volgens de joodse traditie blijft het oorspronkelijke licht van God bewaard voor de toekomende wereld, als wij God van aangezicht tot aangezicht zien. Maar in de tussentijd, zegt de profeet Jesaja, mogen we erop vertrouwen dat zelfs als zon en maan het begeven, de Eeuwige ons licht is. In het raam zie je hoe de kracht van Gods warm kloppend hart het hele universum in beweging brengt, in een spiraal die zon, aarde, maan en sterren omvat.
In het volgende raam staat dat kloppende hart van God centraal en waaieren vandaaruit stromen van leven in alle kleuren van de regenboog door water en lucht. Wie goed kijkt ontdekt in de banen boven en onder steeds meer vogels en vissen. Het is net één grote bloedsomloop van leven. En tegelijk zo’n kleurig windmolentje, draaiend op de wind, adem van Gods Geest die voor het eerst levende wezens bezielt. Opnieuw klinkt het woord ‘scheppen’, want hier gebeurt iets heel nieuws: wezens die uit zichzelf bewegen, rondvliegen in de lucht, in het water ‘krioelen’, in het Hebreeuws: ‘snel in de rondte gaan.’
In het laatste raam, over de zesde dag, zie je ook het land bevolkt met allerlei dieren, wild en tam harmonieus tezamen. En als hoogtepunt van Gods schepping: de mens! Het middelpunt in dit raam. En God zei: ‘Laat ons mens maken, in ons beeld, naar onze gelijkenis.’ ‘Mens’, Adam zonder lidwoord, want ‘mens’ is meervoud: mannelijk en vrouwelijk. Net als God hier over zichzelf in meervoud spreekt. Woorden schieten tekort, dus verder in poëzie:
En God schiep de mens (Adam) in zijn beeld,
Beeld van God schiep Hij hem,
Mannelijk en vrouwelijk schiep Hij hen.
Ook de verbeelding in het raam is dichterlijk. Boven de mens zie je weer Gods kloppend hart, met vurige stralen, achter de boom des Levens. Van boven spreidt God zijn vleugels over hem uit en uit de boom van het leven stroomt zijn levenskracht in de mens, die de armen naar God uitstrekt. Rondom die mens een beschermende cocon, als een baarmoeder: het eerste mensenkind, geborgen bij God als een baby in de moederschoot. Mens tussen hemel en aarde, reikend naar de hemel maar met zijn wortels in de aarde, verbeeld door de twee rode punten aan weerskanten onder hem. Want in zijn naam Adam zit het Hebreeuwse ‘adema’: de rode aarde waaruit hij is genomen, evenals ‘dam’, Hebreeuws voor rood bloed.
’En God zag alles wat Hij gemaakt had: het was goed, meer dan goed!’ Eind goed, al goed!? Zie je die slang daar helemaal onderin, in het donkere gedeelte van het raam? Rustig opgerold, met een fijne glimlach om de mond. Alsof hij wil zeggen: ‘Wacht maar, mijn tijd komt nog wel.’
Ik kijk nog eens naar dat mensenkind in zijn cocon. Het ziet er veilig en geborgen uit. Maar als de mens naar Gods beeld is geschapen, de trekken van zijn Vader heeft, zal die beperkte ruimte hem gaan benauwen. Zal hij er vroeg of laat uitbreken, zoals een kind uit de moederschoot? En als hij opgroeit zal hij dan geen vragen gaan stellen, zoals naar goed en kwaad? Waarom zou alleen God daar weet van mogen hebben en zijn kind niet?
Niet alleen de goede neiging, ook de kwade neiging is door God geschapen, leren de rabbijnen. Want alleen een mens die kan kiezen tussen goed en kwaad kan groeien en boven zichzelf en de engelen uitstijgen. Ook vallen, heel diep zelfs. En dat gaat ervan komen. Maar met God als Vader is er altijd een weg terug. Met pijn en moeite – in de levensboom kun je ook de vorm van een kruis zien – maar soms leer je met pijn in het hart ook dieper liefhebben.
Dit raam laat niet het einde maar het begin zien van een lange geschiedenis vol ups en downs, waar ik als kijker zelf deel aan heb, met al mijn vragen.
*******
Femmy Schilt-Geesink: Scheppingsramen (rechts) in het protestantse kerkje in Egmond aan Zee, 1958.
Schilt-Geesink (1908-1988) was een Nederlandse schilderes en glazenierster. Ze studeerde korte tijd piano aan het Conservatorium van Amsterdam voor ze overstapte naar de Rijksacademie van beeldende kunsten (1928-1933) in Amsterdam, waar ze vanaf 1930 het glazeniersvak leerde van Rik Roland Holst. Ze ervoer het technische aspect als een belemmering en hield zich liever bezig met de kunstzinnige kant. Toen zij in 1934 trouwde met Johan Lodewijk Schilt (1913-2010), nam hij de uitvoering van het werk van haar over. Schilt maakte zo'n 350 vrije werken, veelal gouaches en olieverfschilderijen. Ze kreeg meer dan 150 monumentale opdrachten. In haar glazen is vooral in de verticaal georiënteerde vlakverdeling de invloed van Roland Holst te herkennen. Ze hanteerde vaak een mathematische opbouw, gebaseerd op de gulden snede, waarin natuurmotieven en vormen gestileerd werden weergegeven. Ze haalde haar inspiratie onder meer uit haar interesse voor oosterse filosofie, theologie, biologie, kosmologie en muziek. Ze overleed op 80-jarige leeftijd. Twintig jaar later, in 2008, bracht haar man een boek uit dat aan haar werk is gewijd. Titel van het boek is: Het verhaal achter haar ramen. Ode aan Femmy Geesink.
José Verheule is theoloog. Ze is met vervroegd emeritaat na als predikant werkzaam te zijn geweest in de PKN in Zaandam. Ze leidt kerkdiensten in een verzorgingshuis en geeft Nederlandse les aan vluchtelingen.
ArtWay beeldmeditatie 26 juni 2016