Kerk en kunst -> Materiaal voor kerkelijk gebruik
Jacob, gevecht met engel - Friso ten Holt
Friso ten Holt: Jacob en de engel
Strijden met God en mensen
door José Verheule
In Genesis 32:22-32 wordt het verhaal verteld van Jakob die terugkeert naar zijn geboorteland. Op de grens bij de rivier de Jabbok komt hem ter ore dat zijn broer Esau, voor wie hij indertijd wegvluchtte na zijn eerstgeboorterecht te hebben ingepikt, hem met een leger van 400 man tegemoet komt. Daarop laat Jakob zijn vrouwen en kinderen en al zijn vee en knechten op een doorwaadbare plaats de Jabbok oversteken en blijft alleen achter. Plotseling wordt hij aangevallen door een mysterieuze figuur die de hele nacht met hem worstelt.
Wie is deze ‘man’, zoals hij in eerst instantie genoemd wordt, die hem naar de keel grijpt en niet meer loslaat totdat de nacht voorbij is? Is het een mens van vlees en bloed, een ordinaire overvaller? Of is het de kwade geest van Esau of de demon van zijn eigen angst en slecht geweten die hem aanvalt? Of is het een engel van God die rekenschap komt vragen van zijn leven tot nu toe? Of misschien dit alles tegelijk?!
Friso ten Holt tekent hem als een mythische verschijning met vleugels als van een engel, met de benen van een mens, maar met armen en handen die meer op de poten van een dier lijken. Vooral zijn onderste hand heeft veel weg van de klauw van een beest. Maar het meest opvallend is dat hij twee hoofden heeft: een menselijk gezicht en een slangenkop met gespleten tong. Je ziet Jakob achterover deinzen, zijn gezicht vaag herkenbaar door de rechtervleugel van de engel heen. Jakobs rechterhand slaat machteloos de lucht in, maar zijn linker balt hij tot een vuist en je ziet hoe hij zich met zijn voeten probeert schrap te zetten in een uiterste poging weerstand te bieden. Er is geen duidelijke scheiding te zien tussen de aanvaller en Jakob zelf. Aanvaller en verdediger lijken in elkaar over te lopen, alsof ze deel van elkaar uitmaken.
Wil Friso ten Holt zo laten zien dat wat Jakob zo aangrijpt in deze nacht deel uitmaakt van zijn eigen binnenwereld? Angsten en schuldgevoelens die je juist ’s nachts overvallen om zich met het aanbreken van de dageraad weer terug te trekken, teruggedrongen door het heldere daglicht dat alles weer rationeel en nuchter op een rijtje zet? Vraagt de mysterieuze figuur daarom Jakob hem los te laten als de ochtend gloort? Zijn verschijning kan blijkbaar het daglicht niet verdragen.
Maar Jakob gaat daar niet in mee. Dit is het moment dat hij de rollen omdraait. Nu is het Jakob die zich aan hem vastgrijpt en weigert hem te laten gaan ‘tenzij u mij zegent’. Het is alsof hij in deze nacht gaandeweg de worsteling tot de ontdekking komt dat hij tegenover meer dan de wrok van Esau en zijn eigen angst en zondige verleden staat. Hij voelt zich tegenover God staan. Daarom noemt hij de plek ‘Peniël’,‘aangezicht van God’. ‘Want,’ zegt hij, ‘ik heb God gezien van aangezicht tot aangezicht en ik heb mijn leven behouden.’
Door joodse rabbijnen wordt dit zo uitgelegd: ‘Er staat toch: niemand kan God zien en in leven blijven? Dat wil in dit verband zeggen dat niemand God onder ogen kan komen en de mens kan blijven die hij tot nu toe was.’ Na deze nacht zal Jakob nooit meer dezelfde zijn. Daarom krijgt hij een nieuwe naam, een nieuwe identiteit: niet langer Jakob, pootjeslichter, maar Israël, strijder met God. ‘Met’ in de zin van ‘tegen’ èn ‘aan de kant van’ God, want hij is in zijn worsteling met God aan God blijven vasthouden.
Een ander mens word je niet vanzelf. Dit vraagt om een worsteling waar je niet ongeschonden uit te voorschijn komt. ‘De zon ging op over Jakob, toen hij door Peniël was gegaan. En hij ging mank aan zijn heup.’ Jakob houdt blijvend litteken over aan deze worsteling. Maar hij is wel een mens geworden die zich oprecht en van harte kan verzoenen met zijn broer. Hij heeft gestreden ‘met God en mensen’, d.w.z. met God, zichzelf en de ander tegelijk – en hij is overeind gebleven. In de tekening van Friso ten Holt kun je zien hoe aangrijpend zo’n worsteling kan zijn.
*******
Friso ten Holt: Jacob en de engel, pentekening, 1953.
Friso ten Holt (1921-1997) was aanvankelijk een leerling van zijn vader Henri ten Holt (1884-1968). Eenmaal op de kunstacademie in Amsterdam werd hij beïnvloed door het kubisme van Georges Braque en Pablo Picasso. Hij was schilder, aquarellist, beeldhouwer, tekenaar, etser en lithograaf. Hij schilderde met name veel landschappen en ontwierp ook ramen voor kerken. Hij gaf les aan de Academie '63 te Haarlem en de Gerrit Rietveld Academie te Amsterdam. In 1958 maakte werk van Friso ten Holt deel uit van de tentoonstelling Nieuwe Religieuze Kunst in het Prinsenhof in Delft. Museum Kranenburgh in Bergen wijdde in 2010 een expositie aan Henri en Friso ten Holt.
José verheule (Zaandam) is theoloog. Ze is met vervroegd emeritaat na als predikant werkzaam te zijn geweest in de PKN.
ArtWay beeldmeditatie 24 juli 2011