Rothko, Mark - BM - Wessel Stoker
Mark Rothko: White and Greens in Blue
Is God uit te beelden?
door Wessel Stoker
Het kijken naar Rothko’s White and Greens in Blue (1957) fascineert mij. Je ziet op een helderblauwe achtergrond drie horizontale velden boven elkaar. Bij het eerste kijken lijkt het grootste vlak heel donker, maar gaandeweg zie je dat het donkergroen is. In contrast met dit donkere vlak staat het witte wolkachtige vlak wat rafelig aan de onderkant, terwijl het blauw van de achtergrond er doorheen schemert. Het donkergroene middenvlak verzacht de scherpe tegenstelling tussen het heel donkergroene vlak boven en het wolkachtige witte vlak onder. Het vlak boven houdt mij op een afstand, het witte vlak trekt mij naar zich toe.
Dit schilderij, dat ik in Washington zag, is voor mij een religieus schilderij. Het witte vlak doet mij denken aan de wijde ruimte op het bekende schilderij Der Mönch am Meer (1808-1810) van Caspar David Friedrich. Je ziet een mens heel nietig in de ruimte van zee en lucht staan, hetgeen een besef van het oneindige, van het verhevene en sublieme oproept. Rothko’s schilderij roept ook een besef van het oneindige op. Het doet dat niet via een verwijzing naar zee en lucht, maar meer direct door de drie vlakken op het doek zelf. Hier is dus geen verwijzing naar de natuur, maar een directe ervaring van het sublieme op het moment van mijn kijken. Spannend wordt mijn kijkspel, als ik besef dat het oneindige zich enerzijds voordoet als afschrikwekkend door dat heel donkergroene vlak en anderzijds als fascinatie door dat witte wolkachtige vlak. Het doek houdt daardoor mijn blik gevangen.
Je kunt dit schilderij verschillend ervaren. Stuit je hier op een grens waar aan de andere kant leegte, het totaal onbekende is? Je kunt het ook ambivalent ervaren, het transcendente als een oneindige chaos. Zelf had ik een andere ervaring. Staande in de protestantse traditie schiet door mijn hoofd: dit is een voorbeeld van wat Rudolf Otto de ervaring van het heilige of het numineuze noemt. Enerzijds de afstand, het afschrikwekkende, en anderzijds het aangetrokken worden. Zo’n ervaring had Mozes bij de brandende braamstruik: het niet dichter bij de manifestatie van God kunnen komen èn het aangesproken worden door de stem uit de struik.
Hoe kan zoiets abstracts als dit schilderij met zijn drie vlakken een religieus schilderij zijn? Doorgaans zijn religieuze schilderijen toch figuratief en beelden Christus, Maria of een bijbels tafereel uit? Dat is zo, maar in ons schilderij gaat het om de uitbeelding van God.
Kan men God uitbeelden? Er is dat bijbelse gebod ‘Maak geen godenbeelden’ (Exodus 20:4). En denk aan de twist binnen de oude kerk over het al dan niet toestaan van beelden in de eredienst. De kerk besloot op het vierde concilie van Constantinopel (869-870) tot het gebruik van religieuze beelden, mits men het goddelijke en het beeld duidelijk onderscheidt. Zelf ben ik voorstander van het godsdienstig gebruik van beelden (sculpturen, fresco’s, schilderijen enz.). Het verbaast mij echter dat ook God zelf in de christelijke traditie wordt afgebeeld, zoals bijvoorbeeld in Masaccio’s Heilige Drie-eenheid (1425-1427) in Florence.
God wordt hier als een oudere man afgebeeld met de duif van de Geest en Christus aan het kruis onder hem. Men heeft het uitbeelden van God de Vader wel verdedigd met een verwijzing naar het bijbelboek Daniël. Daniël zag in een droom een ‘oude wijze’ op een troon, ‘zijn kleed wit als sneeuw, zijn hoofdhaar als zuivere wol’ (Daniël 7:9). Zo’n verwijzing overtuigt mij niet indachtig Gods afwijzing van Mozes’ verzoek om zijn majesteit te zien: ‘Mijn gezicht zul je niet kunnen zien, want geen mens kan mij zien en in leven blijven’ (Exodus 33:20).
Kijkend naar het schilderij White and Greens in Blue van de joodse schilder Rothko besef ik weer dat God niet is af te beelden. Een schilderij als dit staat in de traditie van de beeldenstrijd. Op iconoclastische wijze wordt hier voor mij de ervaring van de heilige God opgeroepen. Enerzijds ervaar ik de afstand tussen mij en God door dat grote vlak boven. Anderzijds word ik tot hem aangetrokken door het witte vlak. Inderdaad dit schilderij spreekt tot mij als de onmogelijke uitbeelding van de heilige God die geen mens kan zien.
*******
Mark Rothko: White and Greens in Blue, 1957, olieverf op doek. National Gallery of Art, Washington, D.C.
Mark Rothko (1903-1970) is orthodox joods opgevoed, maar neemt later afstand van de synagoge. Hij wil in zijn werken de eeuwige symbolen van het ‘menselijk drama’, het ‘tragische en tijdloze’, de tragiek van het menselijk bestaan verbeelden, die hij vooral herkent in de mythen van de oude volken. Hij schildert in de jaren ’40 in surrealistische stijl mythische onderwerpen met min of meer herkenbare (menselijke) vormen. Hij schrijft in 1943 dat kunst tijdloos is en dat de verbeelding van een archaïsch symbool voor het heden ten volle zijn geldigheid behoudt. Daarom wil hij de tragiek van het menselijk bestaan oproepen met behulp van de oude Griekse mythen, maar hij laat haar ook zien met de christelijke symboliek van leven en dood zoals in Baptismal Scene (1945), Gethsemane (1945) en Entombment(circa 1946). Vanaf 1947 worden zijn werken radicaal abstract en ontwikkelen zij zich langzamerhand tot de klassieke Rothko’s met hun kleurige rechthoekige vormen zwevend op een achtergrond van kleur. De reden om het tragische niet meer te verbeelden via oude mythen hangt samen met wat hij in 1947 constateerde: het publiek dat naar zijn schilderijen kijkt, is niet meer vertrouwd met de transcendente ervaring zoals in oude tijden, toen ‘de dringende noodzaak van de transcendente ervaring werd begrepen en een officiële status werd verleend.’
Wessel Stoker bekleedde de bijzondere leerstoel Esthetica aan de Vrije universiteit. Hij is thans emeritus hoogleraar. Hij schreef o.a.Kunst van hemel en aarde: het spirituele bij Kandinsky, Rothko, Warhol en Kiefer, 2012.
ArtWay beeldmeditatie 13 oktober 2013