ArtWay

Kunstenaars openen onze ogen voor rijkdom en betekenis. Sandra Bowden

Kerk en kunst -> Materiaal voor kerkelijk gebruik

C jaar, herfst 6 - Ravenna: Farizeeër en tollenaar

C jaar, Zesde zondag van de herfst
 
Ravenna, San Apollinare Nuovo: De Farizeeër en tollenaar
 
door Dries van den Akker s.j
eerst gepubliceerd op www.beeldmeditaties.nl
 
De kunstenaar toont ons de Farizeeër en de tollenaar, staande voor een eenvoudig gebouw, aanduiding voor de tempel. De vier zuilen maken dat het gebouw is onderverdeeld in drie vlakken. De vlakken waar de bidders voor staan tonen een dichte muur. In het midden zien wij een opgebonden gordijn, waarachter een zwarte ruimte. Deze ruimte wordt bekroond met een driehoekige fries. De rest van het dak is afgedekt met roodkleurige dakpannen. De farizeeër heeft een goudkleurig gewaad aan; de tollenaar is in het rood. Zeggen die kleuren iets over de inhoud van het verhaal? Is goud niet de kleur van de priester, van de liturgie? En rood de kleur van de zonde, de schuld? Of zoeken we er dan teveel achter? We zien de farizeeër recht van voren in het gezicht. De tollenaar heeft zich enigszins afgewend, het hoofd licht gebogen.
 
“Twee mensen gingen op naar de tempel om te bidden…” Er is iets vreemds met die tempel aan de hand. Het voorhangsel geeft aan dat daarachter zich een heilige ruimte bevindt. De ruimte waar de aanwezigheid van God in het bijzonder wordt beleefd. Het voorhangsel is opgebonden. Wij krijgen inzage in het geheim. En wat krijgen we te zien? Een lege, zwarte ruimte. Het mysterie is immers onzichtbaar. Als die zwarte ruimte achter het gordijn inderdaad naar Gods aanwezigheid verwijst, dan is het vreemd dat die twee mannen er met hun rug naartoe staan. Moeten we dus besluiten dat het gordijn de deur naar buiten is, en dat de wereld buiten de tempel als een zwart gat wordt aangeduid? Maar dat is ook vreemd. Want als we aannemen dat de mannen staan afgebeeld met hun gezicht naar de plek waar Gods aanwezigheid wordt aangeduid, dan… dan sta ik, toeschouwer, op die plek!? Dan bidden ze mijn richting uit.
 
Of is dat nu juist de pointe van de afbeelding? Jezus wil in zijn verhaal duidelijk maken dat de farizeeër een zeer zelfingenomen gebed uitspreekt: “God, ik dank U dat ik niet zo ben als de andere mensen. Ik kom tenminste alle geboden na… enz.” Hij mag gezien worden, en láát zich ook zien. Hij gaat breeduit voor mij staan. Wil de kunstenaar zeggen dat de farizeeër eigenlijk helemaal niet bidt tot God, maar alleen bidt om door mij gezien te worden? Met zijn handen maakt hij het traditionele gebaar van de bidder. Maar hij is blijkbaar vergeten wat het gebaar tot uitdrukking bracht. Dat zegt immers dat je voor God met lege handen staat; dat je je lege handen aan de hemel laat zien. En je vraagt in je gebed of de hemel je handen wil vullen met goddelijke gaven, om zo in je dagelijkse omgang met anderen een mens van God te kunnen zijn. Het gebed van de farizeeër past in het geheel niet bij het gebaar dat hij maakt.
 
Dat is bij de tollenaar uitdrukkelijk wel het geval. Hij staat aan de andere kant van de zwarte ruimte, half afgewend. Hij kijkt niet op. Is ingekeerd. Heeft het hoofd lichtjes voorover gebogen. En klopt zich op de borst. Vanouds het gebaar van schuldbesef. Als de gelovigen aan het begin van de samenkomst in de kerk een schuldbelijdenis bidden, worden ze nog altijd uitgenodigd zich op de borst te kloppen bij de woorden ‘door mijn schuld, door mijn schuld, door mijn grote schuld…’ Van Augustinus († 430) weten we dat de gelovigen van zijn tijd zich zo hard op de borst klopten dat het geluid hem deed denken aan het leggen van vloertegels die met een zachte hamer werden aangeklopt. Hij gaf daar ook een symbolische uitleg aan. Hij had daar bijzondere devotie bij. Het schuldbesef van de gelovigen legde de basis voor een stevige kerk!
 
Als we het erop houden dat de zwarte ruimte de plek van Gods aanwezigheid aanduidt, dan heeft de kunstenaar zorgvuldig gecomponeerd. Immers, dan staat de tollenaar rechts van het heilige en de farizeeër links. Dat zou dan rijmen op Jezus’ verhaal over het Laatste Oordeel waar de goeden aan de rechterkant verzameld worden en de verkeerden aan de linkerkant. Het zou ook rijmen op de traditionele voorstelling dat links en rechts van Jezus twee moordenaars werden gekruisigd. Een van de twee betuigde spijt, en is de geschiedenis ingegaan als de goede moordenaar. Op afbeeldingen wordt hij altijd aan Jezus’ rechterhand geplaatst. Meestal wendt hij zich naar Jezus toe, terwijl de linkse zich van Jezus afwendt. Dat zien we op deze afbeelding ook. De goede bidder staat rechts van het heiligdom, er enigszins naartoe gewend. De verkeerde bidder staat links, zelfs met zijn rug naar het heiligdom.
 
Ik werp nog één keer een blik op de tollenaar. Hij heeft een wit rondgeschoren kapsel. Zo werd de apostel Petrus in die tijd altijd afgebeeld. Is dat toeval? Of heeft de berouwvolle Petrus na de verloochening van Jezus model gestaan voor de arme zondaar die zich op de borst klopt?
 
En ik? Wat doet het met mij dat die zelfverzekerde bidder mij zo schaamteloos aankijkt? En hoe kijk ik naar die andere bidder die geen oog heeft voor mij? Hoe bid ik eigenlijk zelf?
 
Ravenna, San Apollinare Nuovo: De Farizeeër en tollenaar, 6e eeuw, mozaïek.
 
Bijbellezingen: Jeremia 14:7-10,19-22; Psalm 84; 2 Timoteüs 4:6-8,16-18; Lucas 18:9-14