ArtWay

Kunstenaars openen onze ogen voor rijkdom en betekenis. Sandra Bowden

Kerk en kunst -> Materiaal voor kerkelijk gebruik

C jaar, veertigdagentijd 5 - Boze wijngaardeniers

C jaar, Vijfde zondag van de Veertigdagentijd (Judica)
 
 
Duits handschrift 10de eeuw: De gelijkenis van de boze wijngaardeniers
 
door Dries van den Akker s.j.
Eerst gepubliceerd op beeldmeditaties.nl
 
De kunstenaar heeft een soort stripverhaal gemaakt van Jezus’ gelijkenis over De Misdadige Wijnbouwers. De strip laat zich lezen van links naar rechts in drie afzonderlijke plaatjes. Maar die afzonderlijke plaatjes zelf moeten gelezen worden van rechts naar links.
 
 
Op het meest linkse plaatje zien we een van riet gevlochten omheining met daarin rechts de wat wild opschietende wijnranken die nog geen vrucht dragen. Tussen de wijnranken een wijnpers. In het midden van de omheining een stevige wachttoren. Links daarvan zien we de landeigenaar die arbeiders huurt voor zijn wijngaard. Dat wordt uitgebeeld doordat de eigenaar zijn arbeiders een werktuig ter hand stelt.
 
Allemaal overeenkomstig Jezus’ verhaal: ‘Er was eens een landeigenaar die een wijngaard aanlegde; hij zette er een heining omheen, hakte een wijnpers erin uit en bouwde een wachttoren. Daarop verpachtte hij hem aan wijnbouwers…’
 
 
Op de middelste afbeelding zien we rechts, hoe de eigenaar dienaars uitzendt om de opbrengst van de vruchten in ontvangst te nemen. Te oordelen naar de reisstaf die iedere dienaar bij zich heeft, hebben ze een flinke tocht voor de boeg. De vinger van de landeigenaar wijst ze waar ze naartoe moeten. Als we met de vinger meekijken, zien we op de linker helft van het plaatje het vervolg van het verhaal. De wijnstokken hebben volop druiven gezet. Links van achter de wachttoren echter komen vijf gewapende mannen tevoorschijn. De voorste slaat er met een knuppel flink op los. Aan zijn voeten liggen al twee dienaren levenloos op de grond. De tweede gewapende man steekt met een lans twee dienaren neer. De derde en de vierde gewapende man heffen stenen op. Er vliegt een hele stenenregen tussen de wijnranken door in de richting van de voorste dienaar, die al minstens door twee stenen aan hoofd en schouder is getroffen.
 
Het verhaal vertelt: ’Toen de tijd van de oogst gekomen was, zond hij zijn dienaren naar de wijnbouwers om de opbrengst in ontvangst te nemen. Maar de wijnbouwers grepen zijn dienaren vast. Zij mishandelden de een, doodden de ander en stenigden een derde. Daarop zond hij andere dienaren, talrijker dan de eersten; maar zij behandelden hen op dezelfde manier…’
 
 
Op de meest rechtse afbeelding zien we helemaal rechts nog juist de hand van de landeigenaar die zijn zoon er op uit zendt. De zoon is gekleed in een gouden gewaad, de goddelijke kleur. Hij toont zijn lege handen, alsof hij aanduidt dat ze door de wijnbouwers gevuld moeten worden. Hij heeft zelfs geen reisstok bij zich. Links van dit tafereel zien we hoe het de zoon vergaat. We herkennen hem aan de gouden kleur van zijn gewaad. Terwijl er binnen de omheining volop druiven te zien zijn, wordt de zoon door een van de wijnbouwers aan zijn voeten voortgesleept en buiten de omheining gegooid; twee andere arbeiders steken op hem in met hun lansen: 
 
‘Ten slotte stuurde hij zijn zoon naar hen toe, in de veronderstelling, dat zij zijn zoon wel zouden ontzien. Maar toen de wijnbouwers de zoon zagen, zeiden ze onder elkaar: Dat is de erfgenaam; vooruit, laten we hem vermoorden en ons zijn erfenis toe-eigenen. Ze grepen hem vast, wierpen hem de wijngaard uit en doodden hem.’
 
De gelijkenis is duidelijk. De landeigenaar is God die zijn verbond toevertrouwde aan zijn volk Israël. In de hoop dat zij door hun gedrag vruchten van barmhartigheid en gerechtigheid zouden voortbrengen. Niet dus. Ook niet toen profeten probeerden hen op andere gedachten te brengen. En ten slotte ook niet, toen God zijn enige Zoon, Jezus, stuurde. Wat zal God nu doen? Zijn verbond aan anderen toevertrouwen die wel daden van naastenliefde en gerechtigheid stellen. En - zo suggereert Matteüs - dat zijn wij, Jezus’ volgelingen.
 
Ik keer in tot mij zelf. Ís dat werkelijk zo? Breng ik - voor zover ik mij als leerling van Jezus beschouw - wel vrucht voort?
 
10e eeuw, handschriftverluchting: De gelijkenis van de boze wijngaardeniers. Duitsland, Nürnberg, Nazionalmuseum.
 
Bijbellezingen: Jesaja 58:7-10; Psalm 126; Filippenzen 3:7-14; Lucas 20:9-19