Artikelen
Het voorstellingsvermogen - Wim Rietkerk
Het voorstellingsvermogen
door Wim Rietkerk
Wij zijn allen kinderen van de westerse traditie waarin het denken een vooraanstaande plaats inneemt. Paulus bidt echter voor de gemeente te Efeze dat hun hart verlicht mag worden, opdat zij zullen zien waarop zij mogen hopen, hoe rijk de luister is die de heiligen zullen ontvangen, en hoe overweldigend groot de krachtige werking van Gods macht is voor ons die geloven (Efeziërs 1:18,19). In de oude (NBV) vertaling werd dit vertaald met ‘verlichte ogen uws harten’. Daar bidt Paulus voor als hij aan de gemeente denkt: dat de ogen van hun hart verlicht mogen zijn. Ik wil hier een lans breken voor dit van binnenuit zien, deze verlichte ogen van het hart, die ons iets anders bieden dan ons verstand. Innerlijke visie heeft te maken met hartstocht. Hartstocht voor de waarheid is anders dan kennis van de waarheid. Visie hebben voor iets betekent dat je erdoor geïnspireerd bent, dat het je gevoel aanspreekt en je raakt en je er helemaal voor wilt gaan.
Het is geenzins overbodig om in onze postmoderne tijd over het voorstellingsvermogen na te denken. Want de verbeelding wordt vandaag de dag zowel overschat als onderschat. Dat betekent dat aan de ene kant onze cultuur heel rationeel is, wat verveling veroorzaakt omdat de verbeelding niet geprikkeld wordt. Dat zien we bijvoorbeeld in de kerk gebeuren bij een saaie preek. Richard Winter zegt in zijn boek Still Bored in a Culture of Entertainment dat ‘we leven in een diep en gevaarlijk verveelde maatschappij’. Anderzijds wordt de verbeelding overschat. Denk maar aan de populariteit van The Lord of the Rings en Harry Potter, waarbij mensen helemaal opgaan in fantasiewerelden. Alsof het niet uitmaakt of er een echte realiteit is en of wat je gelooft strookt met die echte wereld of niet.
Kant
Aan het begin van de moderne tijd staat de filosoof Immanuël Kant (1724-1804). Zijn drie belangrijkste boeken gaan in op de vragen ‘wat kan ik weten?,’ ‘hoe moet ik handelen?’ en ‘waarop mag ik hopen?’ De eerste, Kritiek van de zuivere rede (1781), staat geheel in de lijn van de op het denken gerichte westerse traditie. De Tweede heet De kritiek van de praktische rede (1788). De derde, Kritiek van de oordeelskracht (1790), gaat over het voorstellingsvermogen. Hierin gaat Kant in op de plaats van het voorstellingsvermogen, waarbij hij het ziet als de brug tussen de eerste twee vragen: tussen ‘wat kan ik weten?’ en ‘hoe moet ik handelen?’. Als deze brug afwezig is, leidt mijn kennis niet tot handelen, want het voorstellingsvermogen schept de motivatie en het enthousiasme om tot handelen over te gaan. Het voorstellingsvermogen laat mij de betekenis van mijn kennis gewaar worden. Ik kan bijvoorbeeld de eigenschappen van thee bestuderen, maar door mijn voorstellingsvermogen kan ik ontdekken waar thee toe dient. Namelijk om te drinken en mij genot te schenken. Pas als ik dat ‘zie’, kan ik handelen. En dat moet natuurlijk gebaseerd zijn op een juist oordeel, daarom spreekt de titel van dit boek over oordeelskracht.
Kant definieert het voorstellingsvermogen als volgt: het vermogen om het bijzondere in het licht van het universele te zien. Als je zegt ‘mijn liefde is als een rode roos,’ dan is je liefde het bijzondere. Het voorstellingsvermogen peilt de betekenis van deze liefde door haar te beschrijven met het universele beeld van een rode roos. Het voorstellingsvermogen is altijd verbonden met twee dingen: schoonheid en ontzag. Schoonheid verbindt Kant met de kunst, want de kunstenaar is als een profeet die uitgaande van het bijzondere de ogen opent voor het universele. Ontzag verbindt hij met de godsdienst, daar de openbaring onze ogen opent voor de betekenis van de dingen en voor Gods transcendentie, voor ‘das Erhabene’, voor dat wat we via de wetenschap nooit kunnen kennen.
C.S. Lewis
Ook C.S. Lewis heeft veel nagedacht over het voorstellingsvermogen. Zijn gedachten hierover behandelt Leanne Payne in drie behulpzame hoofdstukken van haar boek Real Presence C.S. Lewis zegt dat je de werkelijkheid op twee manieren kunt kennen: via de rede en via het voorstellingsvermogen. De rede analyseert wat we zien met de zintuigen; de focus is empirisch. Het voorstellingsvermogen is eerder intuïtief en poëtisch. C.S. Lewis definieert het voorstellingsvermogen als het vermogen om afwezige objecten op te roepen door ze weer te geven in een materiële vorm die niet echt is, zodat er een verhaal ontstaat. De verbeelding stelt de mens in staat om niet bestaande werelden te scheppen in dromen of verhalen, waarbij het echte zich vermengt met het onechte. Hierbij kunnen we aan Tolkien of Harry Potter denken, maar ook aan de gelijkenissen in het Nieuwe Testament. Jezus maakt vaak dingen duidelijk met behulp van gelijkenissen. Hij speelt in op de beide wegen, waarlangs de mens tot kennis kan komen. Hij geeft analytisch onderwijs, maar appelleert ook vaak aan het voorstellingsvermogen. Hij legt bijvoorbeeld uit wat het Koninkrijk van God door het te vergelijken met een mosterdzaadje en zuurdesem. Het voorstellingsvermogen levert ons symbolen en mythen die voor ons een kier openen naar het bovennatuurlijke. De rede doet ons waarheid kennen betreffende de zintuiglijk waarneembare werkelijkheid, maar de verbeelding openbaart ons dat wat deze werkelijkheid overstijgt.
Twee gezichten
Als volgende stap hebben we een goed oriëntatiepunt en het juiste onderscheid nodig, want de verbeelding heeft niet slechts één maar twee gezichten. Hetzelfde vermogen dat ons met ontzag en verwondering kan vervullen, kan ook tot afschuw en verschrikking leiden. Het kan de weg banen naar God, maar ook naar de duivel. Het kan ons een dieper inzicht in de werkelijkheid geven, maar ook doen verdwalen in leugens en illusies. Dit laatste heeft de verbeelding een slechte naam bezorgd.
Als de verbeelding afgesneden wordt van de rede, belanden we in een nachtmerrie. Maar als de rede van de verbeelding wordt losgemaakt, houden we het naturalisme over: de werkelijkheid als één grote, saaie machine. Historisch en psychologisch gezien leven we in een cultuur die de rede en de verbeelding van elkaar losgekoppeld heeft. In de 18e eeuw was men erop uit om een wereld te creëren die men met de rede kon begrijpen en waarin ook de godsdienst binnen de grenzen van de rede viel. Dat heeft ook goede zaken tot gevolg gehad: denk maar aan het bijgeloof dat gepaard ging met zaken als de heksenwaag in Oudewater. Duizenden onschuldige vrouwen werden voor 1700 ter dood veroordeeld omdat ze te licht werden bevonden (want een heks moest licht zijn om op haar bezemsteel te kunnen vliegen). Onkunde over natuurlijke oorzaken maakte dat men de wil van de hogere machten uitgedrukt zag in bijvoorbeeld de roep van een uil of het overvliegen van een kraai. De Verlichting was een reactie hierop en de opkomst van de wetenschap leidde tot kennis op basis van de rede en een diepe achterdocht jegens de verbeelding. We kunnen alleen iets voor waar aannemen op basis van redelijke argumenten. Dat zit er ook nu nog bij ieder van ons ingehamerd.
We zien dit ook terug in het vrijzinnige christendom, waar de Bijbel voor waar wordt aangenomen voorzover hij niet tegen onze wereld van oorzaak en gevolg ingaat. Bultmann wilde de Bijbel ‘entmythologiseren’, d.w.z. alles wat niet redelijk is, wat inhaakt op de verbeelding, terzijde schuiven. Hij meende dat we in de eeuw van het electrische licht niet meer kunnen geloven in een man die op het water liep.
Maar ook orthodoxe christenen kunnen heel rationalistisch zijn. De verveling slaat toe waar de verbeelding het gebouw heeft verlaten, waar de voorspelbaarheid overheerst en de leer is los komen te staan van ons leven. We zijn allen diep beïnvloed door de Verlichting, waardoor we zoveel zijn kwijtgeraakt en zo weinig vervuld zijn met hartstocht. Ook kunnen we veel van de dingen die God ons wil geven niet ontvangen, omdat die meteen opbotsen tegen ons filter van de rede.
Feuerbach was een van de 19e-eeuwse ‘masters of suspicion’. Hij bekritiseerde de godsdienst vooral omdat hij daarbinnen de verbeelding aan het werk zag. Hij meende dat we in onszelf een beeld van een volmaakte God hebben geschapen, omdat het ons verlangen is om volmaakt te zijn en één te worden met zo’n perfect wezen. Voor Feuerbach stond verbeelding gelijk met fantasie en misleiding. Tot op zekere hoogte klopt dat ook wel: de verbeelding kan ons afsnijden van de echte werkelijkheid en ons doen geloven in een fantasiewereld. Maar Feuerbach had er geen idee van dat de verbeelding ook een eigen plaats kan hebben en goede vruchten kan afwerpen. Interessant genoeg is dat er in de 20e eeuw ook uitgekomen: vandaag weet zelfs de grootste wetenschapper dat zijn theorieën hun ontstaan te danken hebben aan de verbeeldingskracht. Een nieuw interpretatiemodel is een product van de verbeelding. De verbeelding is dus al teruggekeerd in de wetenschap. Nu nog in de godsdienst.
De schaduwzijde van de verbeelding komt ook naar voren waar mensen fantasiewerelden gebruiken als een manier om de echte wereld te ontvluchten. Ik denk hierbij bijvoorbeeld aan het chatten op het internet. Mensen die verliefd worden op iemand die ze nooit echt gezien hebben. Bij l’Abri merken we dat deze liefdesrelaties die alleen in de verbeelding bestaan een toenemend probleem vormen. De verbeelding heeft zo’n kracht om ons te misleiden, dat die ons blind en tot gevangenen maakt.
Ik wil hierbij ook Genesis openslaan, waar ons verteld wordt dat de eerste zonde de wereld binnenkwam doordat de vrouw langs de weg van de verbeelding door de slang werd verleid: ‘Jullie ogen zullen opengaan zodra je van de vrucht eet en jullie zullen als goden zijn en kennis hebben van goed en kwaad.’ En dan lezen dat Eva hierover na gaat denken en zag dat de vruchten van de boom er begeerlijk uitzagen en het haar aan ging lokken om als de goden te zijn. Het voorstellingsvermogen en de ogen vormden de poort waardoor het kwaad onze wereld binnendrong. Ook verderop in Genesis is zonde steeds verbonden met verbeelding. Denk aan de toren van Babel: denk je eens in dat we een toren konden bouwen waarvan de top tot in de hemel reikt! Ook de duivel probeerde Jezus langs deze weg te verleiden: als U dit doet, zullen de miljoenen voor U neerbuigen! Het is zeker waar dat de verbeelding het wapen bij uitstek van de duivel is, waarmee hij ons wil doen geloven in leugens en illusies en ons verleidt en wegleidt van God. We kunnen zelfs helemaal in illusies verstrikt en gevangen raken, waaruit bevrijding nodig is.
Verloste verbeelding
De verbeelding kent dus zeker haar gevaarlijke kanten, juist omdat ze zo krachtig werkt. Maar de verbeelding heeft zo’n kracht, omdat dit ook de weg is waarlangs God wil dat we Hem leren kennen. Er bestaat niet alleen ontaarde maar ook verloste verbeelding. De duivel maakt gebruik van de verbeelding, maar dat doet de heilige Geest ook. Verbeeldingskracht roept verkeerde hartstochten in ons wakker, maar leidt ons ook tot een liefde voor God met heel onze ziel, met verstand en gevoel, met alles wat in ons is.
In 2 Samuël 12 lezen we wat goede en kwade verbeelding teweegbracht in het leven van David. Over de kwade variant lezen we aan het begin van de geschiedenis, opgeroepen door verveling. David ging niet mee met de soldaten naar het slagveld, wat hij had moeten doen. Hij had niets te doen en ging even een luchtje scheppen op het dak van zijn paleis. Dan ziet hij hoe zijn buurvrouw zich baadt en dat prikkelt zijn verbeelding. Hij ziet het al voor zich hoe heerlijk het zal zijn om met haar samen te zijn. Hij laat haar komen, ze wordt zwanger en het ene kwaad leidt tot het andere, wat uitmondt in de moord op de man van de buurvrouw. Maar dan gaat de profeet Natan naar David toe en hij maakt ook gebruik van het voorstellingsvermogen. Als hij David met argumenten tot orde had geroepen, had David zich er vast slim uit weten te praten. Maar Natan bewandelt die andere weg waarlangs we tot inzicht kunnen komen: hij vertelt een verhaal over een rijke man die het enige lam dat zijn arme buurman had liet aanrukken om zijn gast voor te zetten. Ook dit ziet David voor zich en hij wordt boos en zegt dat deze rijke man de dood verdient. En dan zegt Natan: ‘Die man, dat bent u!’ Natans verhaal is strikt genomen niet waar, maar toch legt het de kern van de zonde van David bloot. Dan is David zonder verweer, want hij heeft het voor zich gezien en geproefd hoe fout hijzelf is geweest.
Het is opmerkelijk dat de heilige Geest hier de verbeelding gebruikt om David uit de droom te helpen. We zouden dat kenmerkend kunnen noemen voor Gods openbaring: Hij komt met verhalen die ons op het verkeerde been zetten, waarin we onszelf kunnen spiegelen, zodat de sluier die over de waarheid ligt weggetrokken wordt. Ware verbeelding is niet een vijand van de waarheid, maar juist een onmisbare sleutel daartoe. God gebruikt beelden en verhalen om ons de ware aard van de dingen te laten zien. Een symbool is de openbaring van het wezen van iets. Profetie laat ons zien wat er echt aan de hand is.
God beantwoordt de kwade verbeelding van de duivel met goede verbeelding. De duivel zegt: ‘Jullie zullen als goden zijn’ en God zegt: ‘Vijandschap sticht Ik tussen jou en de vrouw, tussen jouw nageslacht en het hare, zij verbrijzelen je kop, jij bijt hen in de hiel.’ Allemaal beelden die tot ons spreken vanwege de kracht van de verbeelding. En ook in het verhaal van Adam, welke naam ‘mens’ betekent, kunnen we ons spiegelen: het verhaal van de zondeval is ook ons verhaal. Hier zien we dat de verbeelding niet tegen de waarheid ingaat, maar juist de weg is om haar te begrijpen.
We zien dan ook dat na de cultuuropdracht Adam allereerst de opdracht krijgt om de dieren een naam te geven. God wil dat de mens met zijn creatieve verbeelding aan de slag gaat. Hij moest proberen in één woord, in één symbool, het wezen van ieder dier te vangen. Daarvoor moest hij de ogen van zijn verbeelding gebruiken. Daarna zou hij in tweede instantie de dieren ook kunnen gaan analyseren met zijn verstand.
Evenwicht
Op hoe we een goed evenwicht kunnen vinden tussen rede en verbeelding gaat met name Leanne Payne in. Zij zegt dat er twee manieren zijn om kennis te bemachtigen, die beide nodig zijn voor het creatieve proces. De ene weg is die van het intuïtief observeren van de werkelijkheid, wat de voedingsbodem vormt voor de verbeelding en het creatieve idee. De andere is de weg van de rede, die het creatieve idee bijslijpt door er kritisch over na te denken. Als deze twee vermogens van de mens, het reflecteren van de rede en het zien van het voorstellingsvermogen, met elkaar samenwerken, verkrijgen we een volle kennis van de natuur en de bovennatuur.
Leanne Payne waarschuwt voor de gevaren van introspectie, waarbij het denken afgesneden wordt van de intuïtie. Haar professor (Clyde Kilby) zei tegen zijn studenten: ‘Je kan niet je vriendin kussen en er tegelijkertijd over nadenken.’ Hier vat hij in een voorbeeld samen dat het leven allereerst intuïtief geleefd moet worden. Pas in tweede instantie denken we erover na. Als we dat doen, gaan we er meer van een afstand naar kijken. Als denkers raken we afgesneden van datgene wat we analyseren. Terwijl we proeven, aanraken, verlangen, liefhebben en haten, begrijpen we niet volkomen waar we mee bezig zijn. Je kan niet iemand kussen en tegelijkertijd studie maken van genot, of huilen en tegelijkertijd over berouw nadenken. Of humor bestuderen terwijl je lacht. In onze eendimensionale tijd denken we dat we pas kennis over iets vergaren als we het analyseren. Maar Leanne Payne zegt dat we eerst moeten leven, het eerst moeten beleven, eerst de gevoelswaarde en de betekenis van iets moeten proeven en zo kennis verwerven met ons hart. En dat kan vervolgens uitgangspunt zijn van onze analyse. Anders kunnen we terecht komen in een dodelijke spiraal van vervreemdende reflectie en zelfreflectie, waarbij we het leven niet meer echt leven en ervaren en met onze verbeelding peilen, zoals Adam deed toen hij de opdracht kreeg van God om het eigene van de dieren te vangen in een naam. Payne noemt dit het geheiligde voorstellingsvermogen.
Ook God heeft zich aan ons geopenbaard op een manier die allereerst een beroep doet op ons voorstellingsvermogen. De kern van het goede nieuws van het evangelie is Johannes 3:16: ‘Want God had de wereld zo lief dat Hij zijn enige Zoon heeft gegeven, opdat iedereen die in Hem gelooft niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft.’ Ik heb vaak discussies met mensen gevoerd die allerlei analytische vragen stelden: hoe kan God een zoon hebben, wie was de moeder, waarom was het geen dochter, waarom liet Hij hem sterven? Haast onbeantwoordbare vragen als men zo met het evangelie bezig is. Want dan geeft men God geen gelegenheid om tot je verbeelding te spreken: stel je voor dat je een zoon hebt en dat je erg van hem houdt. En stel je voor dat er een vader is die zijn eigen zoon voor je opoffert om jou uit de ellende te halen… In ieder onderdeel van het evangelie zegt God: stel je eens voor! Zo spreekt de Bijbel tot ons. Dan begin je ook te begrijpen dat het kruis niet alleen maar een mooi idee is, maar echt in onze geschiedenis heeft plaatsgevonden. En dan ga je ook de betekenis zien van het kruis. Daarna kun je je intellect erop loslaten, wat ook nodig is. Er zijn duizenden boeken geschreven die ons helpen begrijpen wat we eerst via onze intuïtie en verbeelding aanvoelden. Waar de verbeelding en de rede samengaan, komen we tot een voller begrip.
God spreekt onze verbeelding aan als Hij zichzelf het vleesgeworden Woord noemt. Of als Hij gelijkenissen vertelt. Of wonderen doet, die tekenen zijn van het nog onzichtbare Koninkrijk. Hij biedt ons symbolen aan als brood en wijn. Hij tekent de toekomst voor ons uit in de beelden van het boek Openbaring. Zo kan wat we met ons verstand mogen weten ook doordringen in ons hart.
Verlichte ogen
Het voorstellingsvermogen is in onze christelijke traditie ondergewaardeerd. We zouden eraan moeten werken om de ogen van ons hart te openen en te ontwikkelen, opdat ze verlicht mogen worden. Hoe?
Kant geeft ons als aanwijzing: probeer altijd het universele in het bijzondere te zien. We moeten onze ogen trainen om door de dingen heen te kijken. Een bloem bijvoorbeeld niet alleen te zien als een organisme met bepaalde eigenschappen, maar als een schepping van God die door de roos tot mij spreekt. Dan verkrijgt de wereld diepte. We kunnen ook op deze manier met mensen omgaan. Jezus zei dat als we iemand een glas water hebben gegeven, we dat aan Hem gegeven hebben. Dat betekent dat we Jezus kunnen zien in die medemens. God kan ook tot ons spreken door andere mensen. We kunnen ons bij ontmoetingen afvragen wat Hij ons daardoor zeggen wil. Dan gaan dingen, mensen en gebeurtenissen fungeren als een kier naar de hemel.
Wij worden in het leven van alledag geconfronteerd met een onophoudelijke stroom informatie en feiten, via het nieuws, de krant, het internet enz. Dit alles laat ons leeg achter. Maar we kunnen ook op zoek gaan naar de grotere samenhang. Waarom gebeurt dit en wat is de betekenis hiervan? Dan gaan we de betekenis van de feiten zien. De val van de Berlijnse muur kun je tot je nemen als feitelijke informatie. Maar je kunt je ook gaan realiseren dat het hier gaat om de ineenstorting van een complete ideologie. Dan ga je van het bijzondere naar het universele, dan zie je de grotere betekenis.
Ons voorstellingsvermogen kan ons ook helpen bij het lezen van de Bijbel en het verstaan van God. Wat wil God mij zeggen door deze bijbelversen? God spreekt en heeft gesproken niet om ons informatie te geven, maar om onze ogen te openen. Veel van de gaven van de Geest richten zich tot onze verbeelding. Profetische woorden maken vaak gebruik van beelden en verhalen. Om die te verstaan, moeten we verbeeldingskracht ontwikkelen. Jezus zag intuïtief dat de Samaritaanse vrouw meerdere mannen had gehad. Dat is een gave van de Geest.
Leanne Payne adviseert ons om bepaalde objecten om ons heen te zetten als we bidden en Bijbel lezen. Kaarsen, een kruis, een kunstwerk of een bakje krokussen. Toen ik dat las, realiseerde ik me dat het beeld van Jezus met de globe in zijn hand dat tegenover ons huis in Utrecht staat voor mij zo functioneert. Ik mediteer en kijk naar de Salvator Mundi. Dit trekt me uit mezelf omhoog, het haalt me weg uit mijn introspectie. Hoe groot is het gevaar niet dat je, als je gaat bidden, verzandt in je eigen gevoelens en gedachten. Hoe goed is het dan niet om je ogen te openen en te kijken naar een object dat kan fungeren als poort naar de hemel.
Ook in de communicatie met anderen kun je je verbeelding gebruiken. Probeer beelden en symbolen te vinden om je woorden te laten spreken. Ik zat eens na te denken hoe ik op een manier die niet zou afstoten en die niet zou leiden tot zelfverwerping kon spreken over de zondigheid van de mens. Toen kwam het beeld van de spookrijder in me op: er is niks mis met zijn auto, maar de fout zit hem hierin dat hij de verkeerde kant op rijdt. Zo kan ik met één eenvoudig beeld de kern van de situatie van de mens uitleggen. Het voorstellingsvermogen is een kostbare gave van God. Het is aan ons om ermee aan de slag te gaan.
Uit het boek: Wim Rietkerk: Die ver is nabij. In de relatie met God komt de mens tot zijn recht, Kok – Kampen, 2005 (samenstelling en redactie Marleen Hengelaar-Rookmaaker)