De kerk als kunst - door Pim van Dijk
De kerk als kunst
door Pim van Dijk
Presentatie op het Symposium Geloof in Beeld, Helend en meedelend van het Platform Kerk en Kunst 10 oktober 2015
Ik ben gevraagd om u iets te vertellen vanuit mijn optiek als interieurontwerper van liturgische ruimtes. Ik heb een bureau voor interieurarchitectuur van kerken. U begrijpt dat er wel heel veel te vertellen is over dit vak en dat het onmogelijk is om uitputtend te zijn. Ik heb dus een keuze gemaakt, met in mijn achterhoofd mijn eigen lijfspreuk: minder is meer. Ik ga het met u hebben over mijn vak, over wat dit behelst en over het waarom van sommige uitwerkingen.
Wat verwachten mensen van ons als interieurbureau? Dat ligt heel erg ver uit elkaar: soms verwachten ze bij een eerste kennismaking dat ik langskom met een boekje met mogelijkheden. A la Ikea, met deze stoelopstelling krijgt u dit effect en met die dat. En dan kan de commissie kiezen. Er onderdelen uit meenemen of uit weglaten. Was het maar zo simpel, of nee dan zou mijn vak niet zo mooi zijn.
Of soms gaat het erom dat we bevestigen wat de klant graag wil. Het gaat dan vooral om het bevestigen van de oplossing voor het probleem. Niet over meedenken over de mogelijkheden. Soms ligt de nadruk op het budget: wat kunt u leveren binnen ons budget, begrijpelijk, maar ook zo werkt het eigenlijk niet. We proberen altijd binnen de gestelde budgetten te blijven, maar het werkt niet om van de kosten uit te gaan. We moeten eerst zoeken naar wat er nodig is.
Maar wat er eigenlijk steevast aan ten grondslag ligt is het vertalen, het vormgeven van wat de geloofsgemeenschap is en wat zij willen worden. Het gaat over het verleden, het heden en de toekomst. Dit is een thema dat steeds meespeelt in het ontwerpen van een liturgische ruimte. We staan nu eenmaal in de traditie, leven in een veranderde maatschappij en moet proberen anticiperen op de toekomst om ook onze kinderen en kleinkinderen mee te geven wat zo waardevol is. Er wordt gezocht naar uniciteit, authenticiteit, schoonheid en balans in de ruimte – de ruimte zelf moet dit uitstralen, dit is wat we als bureau met de geloofsgemeenschap tot stand willen brengen.
Wat wil ik als ontwerper? Ook dat is divers. Aan de ene kant wil ik samen met mijn opdrachtgevers tot een goed ontwerp komen, zonder hen wordt het niets. Maar aan de andere kant wil ik dolgraag mooie en sacrale ruimtes ontwerpen, noem dat maar mijn kunst: ik kan me niet uitdrukken in dans of muziek, als schilder of schrijver. In de vormgeving van de ruimtes probeer ik uitdrukking te geven aan mijn eigen creatieve behoefte.
Kun je bij een inrichting of ruimte wel spreken over kunst? Als kunst is zoals Marleen Hengelaar in haar lezing omschreef, dan komen we een heel eind.
ï‚· kwaliteit van vorm ( goede compositie, hoog kwalitatief werk)
ï‚· kwaliteit van inhoud, diepgang en subtiliteit en gelaagdheid
ï‚· eigenheid en originaliteit. Geen dertien in het dozijn, eigen handschrift.
John Hacking vertelt in een recent artikel het volgende: in het bos kun je rust ervaren als je alle verplichtingen en dwang loslaat. Gewoon wandelen, snuiven, de lucht van de bomen en de bloemen opsnuiven, kijken naar het pad, het groen, de omgeving waarin je je bevindt. Zitten op een bank en wachten op niets. Want er is niets om op te wachten en toch is dit niets alles, of heel veel, namelijk genieten van het moment, het ogenblik. Dat wat zich in je ogen, voor je blik afspeelt, manifesteert. Meer hoeft niet. Oren, ogen, neus en huid doen mee in dit voelen en waarnemen. Je bent deel van het geheel. Bosdeel, stukje bos. Stukje hout dat ook kan weglopen.
Wat hij hier zo mooi verwoordt, is waar ik in mijn ontwerpen naar zoek. Een plaats waar rust is, waar plek is voor ontmoeting, waar ruimte is voor verstilling, voor contemplatie, voor gebed en voor viering. Zelfs zonder woorden zou de ruimte dit al moeten oproepen.
Waarom worden we van het ene stil, terwijl we anders gewoon doorpraten? Om die bijzondere sfeer voor elkaar te krijgen is het nodig dat de ruimte in balans is. Tja, dat is alweer zo`n subjectief ding, wanneer is het nu goed? Als de vorm de functie heeft gevolgd. Als de verhoudingen in de ruimte niet te groot of te klein zijn, als er ruimte is voor beweging, om te ontmoeten, maar ook voor privacy. Als je er kan wegdromen om te verdiepen, om te verstillen. Als er ruimte is voor de bewegingen en de gebaren die bij een liturgie horen.
De textuur van materialen en het palet van kleuren zijn allemaal facetten van balans. Klimaat is belangrijk. Te warm of te koud, dat leidt af. Akoestiek is essentieel, te veel galm of te weinig verstoort het gehoor. Het licht, te schel licht of te donker belemmert het zicht. Het gaat om de harmonie van het geheel, zoals ook in muziek.
Dan de kwaliteit: mooi, eenvoudig, een strakke spannende vorm, afgewerkt, en door vaklieden met liefde gemaakt, oogstrelend. De ruimte moet rust hebben (weer: minder is meer), dus alle overbodige dingen uit het zicht, opgeruimd. Dat is de compositie. Een bos bloemen in een vaas op een sokkel in een vrije ruimte geeft een heel ander signaal dan op een volle tafel. Het laat het bijzondere van het alledaagse tot ons doordringen en is dat niet precies wat kunst ook met ons doet? Het gaat niet alleen om de balans of de schoonheid van de vorm, ook de gelaagdheid, zegt Marleen. Ik ben het helemaal met haar eens.
Als een ruimte alleen maar leeg is om het leeg zijn is er niets anders dan kaalheid en leegte, dan ontbreekt er iets. Uit een leeg lokaal wil je alleen maar weg, dat brengt helemaal geen rust. De kunst van het inrichten is juist ervoor zorgen dat de eenheid in vorm en kleur, de afstemming van de ruimte op zijn functie, om weinig anders vraagt. Dan wordt de leegte een bron van inspiratie en is het geen leegte maar ruimte. De ruimte om in verbinding te gaan, met de ander maar vooral met jezelf en met God. Ruimte om je eigen creativiteit te exploreren, om oude verhalen in een nieuw licht te kunnen begrijpen.
Elke kerk en elke gemeenschap heeft zijn eigen gezicht, dit is dan ook de reden dat ik in de 35 jaar dat ik met dit vak bezig ben nog nooit twee dezelfde meubels heb gemaakt. De verhalen zijn toch steeds een beetje anders. Natuurlijk zijn er grote overeenkomsten en dat ziet u ook terug in de ontwerpen, er is duidelijk sprake van een bepaalde stijl, maar er is vooral ook sprake van een grote verscheidenheid.
Wat natuurlijk ook van invloed is, is de functie van het gebouw. Wordt het alleen gebruikt als liturgische ruimte of heeft het daarnaast ook veel sociale functies? Veel van de kerken die we helpen her in te richten dienen ook als concertzaal of als expositieruimte. Ook die functies vragen om een eigen sfeer en focus. De indeling moet daarvoor heel flexibel zijn. Dan is het van belang dat het liturgisch meubilair verplaatst kan worden en dat dit met respect gebeurt. Een podium moet verplaatsbaar zijn of kunnen worden uitgebreid. De stoelen moeten gemakkelijk te verplaatsen zijn. Stoelen hebben veel invloed op de sfeer. Je hebt kantinestoelen, conferentiezaalstoelen en typische kerkstoelen. Maar ook hier geldt weer dat als de vorm en functie echt duidelijk zijn, er een ontwerp uitkomt dat in balans is en rust en harmonie uitstraalt.
Eerder zei ik al dat we zoeken naar verleden heden en toekomst in de kerk. Daar wil ik mijn verhaal mee beëindigen. We staan met de kerk in een traditie van eeuwen en die lijn, die draad, moet niet verloren gaan. Dat heeft ons gevormd. Voor mij als interieurontwerper betekent dit dat ik de historische en waardevolle elementen in een kerk zo mogelijk behoud, maar ook moet durven weglaten, anders komt die balans, die eenheid er niet.
Ik ben heel benieuwd hoe de kerkruimte van de toekomst vorm gaat krijgen. Het heden bij ons in de westerse wereld is hectisch, dynamisch en veranderlijk. Het gaat met een tempo dat voor velen van ons nauwelijks bij te houden is. De kerk kan niet met allerlei trends en modes meegaan. Tegelijkertijd is er een risico dat de aansluiting met de jongeren gemist wordt. Joke van Saane, hoogleraar aan de VU, betoogt dat de kerken andersom moeten gaan denken. Niet vanuit wat de kerk belangrijk vindt, maar waar de mensen behoefte aan hebben en dat serieus nemen.
Er blijkt een enorme behoefte te zijn aan spiritualiteit. Dat wordt gezien in het succes van Taizé, de EO-jongerendag, het aantal Happinezlezers, de mindfulness-cursussen, yoga en boeddhisme (dan wel in een afgeslankte vorm, met veel boe/bouters in de tuin). De beleving daarbinnen is wat daar zeker anders aan is. Het is doen, het is spelen en ervaren, het is beleven. Soms subtiel en soms heel uitbundig. Een beleving die uitgaat van een behoefte, een vraag, een verlangen.
Spiritualiteit heeft een plek in de samenleving, dat is duidelijk. De vraag is of ook een gebouw daarvoor beschikbaar moet zijn. Voor de christelijke kerken is de veranderende beleving van de liturgie van invloed op de inrichting en de architectuur. Dus als wij als de kerk herkenbaar aanwezig willen zijn, zal ook het interieur zich moeten aanpassen aan de behoefte en het verlangen. Dan kunnen we niet alleen vasthouden aan monumentale interieurs, maar moeten we op zoek naar functionele nieuwe vormen. Die zullen dan een bijzondere ruimte moeten geven aan beleving, belevingsruimte voor de ziel. Ik noem dat een sacrale ruimte. Dus een kerkruimte als ruimte voor meditatie en gebed in het nu, met gevoel voor het verleden, maar ook met veel visie op de toekomst is de grote uitdaging. Dat is waarom ik in mijn ontwerpen steeds zoek naar vernieuwing en verstilling.