Jacob Jordaens (1593-1678) was een Vlaamse barokschilder uit de Antwerpse School. Hij schilderde vooral grote historiestukken, maar ook genrestukken en portretten. Ook ontwierp hij wandtapijten. Hij was net als zijn vriend Peter Paul Rubens leerling van Adam Van Noort. Na eerst onder invloed van Rubens te werken, ontwikkelde hij tussen 1619 en 1627 een eigen stijl. Deze is gekenmerkt door een weldoordachte, beheerste opbouw van de compositie en een prachtig kleurenspel. In vergelijking met Rubens heeft Jordaens meer voorkeur voor volkse uitbundigheid, de figuren zijn grover getekend en gebruikt hij zwaardere kleurtonen. In 1616 huwde hij Van Noorts dochter. Na de dood van Van Dyck en Rubens kreeg hij steeds meer opdrachten uit het buitenland. Omstreeks 1650 werd hij calvinist. Jordaens was een welvarend man en tot op hoge leeftijd productief. Hij stierf op 85-jarige leeftijd aan de zweetziekte of polderkoorts (verzamelnaam voor ziektes als cholera, tuberculosis en malaria). Zijn dochter, die hem verzorgde, stierf enige uren later. Beiden werden net over de grens in het Nederlandse Putte begraven. Meerdere protestanten lieten zich in die tijd daar begraven, omdat dit dorp een kleine protestantse kerk had. Op de plaats van de verdwenen protestantse kerk en de begraafplaats staat een standbeeld van Jordaens uit 1877.