Emil Nolde ergerde zich als vertegenwoordiger van het Duitse expressionisme eraan dat in de eerste helft van de vorige eeuw de Franse kunst vaak als superieur gold. Dat stak hem en wakkerde zijn nationalistische gevoelens aan. Door een hardnekkige ruzie met een paar machtige Joodse kunsthandelaren kwamen daar ook nog eens antisemietische gevoelens bij. Zo kwam hij ertoe zich in de jaren dertig aan te sluiten bij het Nationaal Socialisme van Hitler. Totdat diezelfde Hitler hem tot zijn grote verbijstering in 1937 als schilder in de ban deed. Op de tentoonstelling waarop Hitler alle zgn. Entartete Kunst aan de schandpaal nagelde, kreeg een van Noldes schilderijen, Das Leben Christie, een centrale plaats. Net als alle andere expressionisten kreeg hij een Berufsverbot en kon hij zijn werk nergens meer tentoonstellen. Dat alles was zo confronterend voor Nolde dat hij zich teruggetrokken heeft in een afgelegen plaatsje op de grens met Denemarken en nooit meer in de openbaarheid is getreden tot zijn dood in 1956.