Alfred Manessier (1911-1993) werd geboren in Saint-Ouen in de Picardie. Hij vertrok in 1929 naar Parijs om daar aan de Ecole des Beaux-Arts te studeren. Hoewel hij de studierichting architectuur volgde, was het toch de schilderkunst waar hij zich steeds meer mee bezig hield. Samen met Jean Bazaine en Charles Lapicque was Manessier in 1941 de motor achter de expositie ‘Jeunes Peintres de Tradition Française’. Deze benaming maakte duidelijk dat ze zich bewust waren van hun Franse artistieke wortels en was tevens een subtiel signaal naar de Duitse bezetter. In de jaren veertig kwam Manessier in contact met de trappisten. De strengheid van deze cisterciënzerorde en hun respect voor het ritme van dag en nacht en de seizoenen spraken de kunstenaar aan. Deze kennismaking maakte een diepe indruk op hem en hij heeft zich zelfs enkele jaren teruggetrokken in het trappistenklooster van Soligny. Zijn werk werd in deze jaren abstracter dan in zijn beginperiode. Hij probeerde een nieuwe impuls te geven aan de ooit zo alomvattend aanwezige religieuze kunst. Naast religie behandelde Manessier ook veel landschappelijke onderwerpen in zijn kunst. Vanaf de jaren vijftig spreekt er meer politieke betrokkenheid uit zijn werk. Ook ontwierp hij wandkleden en glas-in-loodramen voor diverse kerken, onder meer in Arles en Lille.