Artikelen
H.R. Rookmaaker - Kunst niet neutraal
Kunst niet neutraal
door H.R. Rookmaaker
De 19e-eeuwse dichter zei eens spottend van een prediker die niets te vertellen had: "Hij kon niet, hij was niemand". Maar ieder die wel iemand is, is persoonlijk in zijn uitingen: daarin spelen niet alleen zijn karakter, zijn persoonlijke levensgeschiedenis, zijn kennis en ervaring een rol, maar ook zijn overtuigingen. Iemand die neutraal wil zijn ontdekt al spoedig twee dingen - en als hij ze zelf niet ontdekt, dan wel zijn omgeving - in de eerste plaats dat die neutraliteit maar schijn is, want tenzij je volkomen wilt zwijgen spreek je altijd vanuit je persoonlijke subjectiviteit; en voorts, dat de poging tot neutraliteit frustrerend en vervalsend werkt op onze levensuitingen, want dan zijn we onszelf niet meer, en verzwijgen we soms juist het meest essentiële, wat tot verarming in de communicatie leidt.
In de kunst is het niet anders. Er is geen kunst waarin de kunstenaar zich niet uitspreekt. Hij zal soms bewust en zeer expliciet bepaalde visies die hij heeft en die hem belangrijk voorkomen verbeelden of verwoorden. Maar er zullen ook zaken zijn die hij zich niet zo duidelijk realiseert en die toch zichtbaar worden in zijn kunst. Zoals bij ieder mens, ook daar waar hij niet een specifieke boodschap te brengen heeft, toch inzichten, visies, uitgangspunten, principes, onontkoombaar tot uiting komen.
Dat geldt ook voor de wetenschap. Lange tijd, en nog altijd bij vele mensen, heeft het ideaal gegolden van een "voraussetzungslose" wetenschap, neutraal, objectief en algemeengeldig. Voor de wijsbegeerte heeft Polanyi in zijn magistrale Personal Knowledge towards a post-critica philosophy (1958) duidelijk gemaakt dat dat neutrale alleen niet mogelijk is, maar ook niet nastrevenswaardig. Kortom, wij moeten niet streven naar een zgn. objectiviteit, maar wel naar de waarheid. Maar deze laatste toont zich altijd in onze persoonlijke wijze van stellen. Ik zou zelf zeggen: hoe persoonlijker de stelling - vooropgesteld natuurlijk dat we eerlijk en open zijn - hoe duidelijker de waarheid, ook in algemeengeldige zin, zich erin uitspreekt. Kunst heeft niets met christendom te maken. Hoe vaak horen we dit wel niet zeggen. Kunst is neutraal, algemeengeldig, menselijk, en kan daarom niet christelijk zijn. Als we echter in de catalogi van tentoonstellingen lezen, of critici aanhoren, merken we echter dat altijd bij kunst, van welk soort ook, gesproken wordt van iemands uitgangspunten, zijn instelling, zijn houding, zijn karakter, zijn visie. Natuurlijk. Maar waarom mag dat allemaal wel als het maar niet christelijk is. Of is het zo dat alles in de kunst tot uiting kan en mag komen, als het maar niet godsdienstig is. Want kunst en godsdienst mogen niet vermengd worden. Misschien ben ik het zelfs wel helemaal eens met deze stelling, maar dan dient ook gezegd te worden dat de gedachte dat een kunstenaar kunst en godsdienst niet mag vermengen nog niet betekent dat kunst neutraal is, en dat zijn christen zijn daarbij geen rol kan of mag spelen. Ik geloof dat hier een aantal misverstanden een rol spelen, en ook oude idealen die men vaak, zonder zich daarvan duidelijk rekenschap van gegeven te hebben, in zijn beschouwingen indraagt.
Het oude ideaal van neutraliteit is opgekomen in de tijd van de Verlichting, de 18e eeuw. Wetenschap, en ook de kunst, waren algemeen menselijke uitingen, en behoorden vrij te zijn van vooroordelen, geen propaganda te zijn, waardevrij. Het is duidelijk dat men hierbij in feite niet eerlijk was, w ook al was dat niet de bedoeling en was men daarin allerminst zo vooronderstellingloos als men soms wel deed voorkomen. Neen, het ging er in feite om dat men God, de vooronderstellingen van het geloof, enige autoriteit die van buiten kwam buiten spel wilde zetten. Als men in oude geschriften van die tijd kijkt blijkt dat ook heel duidelijk. Hetgeen zij najaagden was dan ook niet in werkelijkheid vooronderstellingloos en neutraal, maar was kortom een humanistisch uitgangspunt. Dat werd zo vanzelfsprekend geacht dat men vaak niet meer zag hoezeer dat een besliste stellingname betekent.
Voor de humanist was de wetenschap zeer belangrijk. Hij wenste niets te aanvaarden behalve dat wat met het verstand doorgrond en met de zintuigen waargenomen kan worden. Sinds die tijd, en in toenemende mate, juist ook omdat men zich steeds minder van het ingebouwde uitgangspunt zich bewust rekenschap gaf, is met name in de geschiedschrijving, en ook in de kunstbeschouwing, steeds minder aandacht geschonken aan de betekenis die het geloof en de overtuiging, kortom de betrokkenheid op Autoriteiten buiten de mens, in het verleden, zo niet in het heden, gehad zouden kunnen hebben op werk en streven van een kunstenaar b.v. Ik meen dat we rustig kunnen zeggen dat er in de laatste anderhalf à twee eeuwen een niet bedoelde maar wel degelijk feitelijke geschiedvervalsing heeft plaatsgevonden. Als men b.v. wil weten wat een kunstenaar dacht of welk geloof hij aanhing, is het vrijwel onmogelijk daarover iets te vinden in de litteratuur. Dat Moreelse een gelovig Calvinist was, wordt vrijwel nergens vermeld. Zou dat niets met zijn werk van doen hebben? Ons wordt verteld dat het Calvinisme kunstvijandig was. Maar we vinden wel in de geschiedenis van het landschap een verwijzing naar de school van Frankenthal. Maar ons wordt niet verteld, of althans, er wordt niet nagedacht over het feit dat Frankenthal een plaats was waar de in Heidelberg wonende keurvorst Calvinistische vluchtelingen een wijkplaats aanbood: het is haast ironisch om te bedenken dat juist dat vluchtoord een kunstcentrum werd. Rubens was katholiek. Ja, er zijn dingen die men moeilijk voorbij kan zien.
Maar toch, in de beschouwingen over kunst vindt men weinig, veel te weinig over de bronnen, de geestelijke achtergronden waaruit deze mensen mede hun inspiratie hebben geput. Zo kan zich de gedachte hebben postgevat dat godsdienst niets met kunst te maken heeft, misschien met uitzondering van de thema's die men koos. Maar dat een Tilman Riemenschneider werkelijk innerlijk betrokken zou zijn geweest bij de altaarstukken die hij maakte ... dat het iets betekende in het leven van Dürer, niet alleen op zondag maar ook als hij aan het werk was, dat hij gelovig mens was, en protestant, die met graagte Luther volgde, wordt veel te weinig in het denken over hun kunst buiten beschouwing gelaten. Zo kan de mythe ontstaan zijn dat kunst los staat van geloofszaken. Van de diepste roerselen van onze innerlijke overtuigingen. Natuurlijk, in onze tijd is het waar voor hen die humanist zijn. Maar er zijn velen vandaag die geen humanist zijn in de oude zin van het woord. De Marxisten bestrijden de stelling dat kunst neutraal is. De kunst van Brecht tot Sartre en vele anderen is geladen met overtuiging. Zij, de Marxisten, ontmaskeren de ideologieën van geestelijke voorgangers en volgers. En daarin hebben ze gelijk. Ook al zouden wij accenten duidelijk anders leggen.
De kunst in het museum is allerminst neutraal. En moge de overtuiging van de gotische kunstenaar, of de schilders uit de gouden eeuw der Europese kunst, van Caravaggio tot Rubens tot Rembrandt tot Vermeer tot Asam en Hogarth interessant en boeiend zijn, zij zijn geschiedenis, hun werken nu oud en bijgezet, en de directe overtuigingskracht is een kwestie van historisch begrijpen geworden, dat kan niet gezegd worden van de eigentijdse kunstenaar. Overigens wil ik er toch wel nog op wijzen dat het niet van 'belang is ontbloot dat grote kunstenaars als Rembrandt, Rafael, Bach, Schütz, Palestrina, enz. enz. werkten vanuit een christelijke traditie. Op deze wijze wordt in ieder geval in onze geseculariseerde wereld op gans indirecte wijze getuigd van de betekenis van de christelijke waarheden waarden, al was het alleen maar dat men, om iets van hun kunst te verstaan, toch kennis moet nemen van de bijbelse geschiedenissen en de theologische inzichten van die bloeitijd van het christendom.
Hoe zou men Michelangelo's werk kunnen bestuderen zonder op indrukwekkende wijze geconfronteerd te worden met het laatste oordeel? Maar nu naar vandaag. In het museum van moderne kunst wordt ons heel veel kunst voorgezet die geladen is met revolutionaire inhouden. Picasso, Leger, de surrealisten, en zovele meer zijn mensen geweest werkend vanuit een linkse ideologie. Daar hebben ze zich niet voor geschaamd. Dat kan u ook lezen, in de betere catalogi en kunstbeschouwingen tenminste, ook al zal het veelal maar weinig nadruk krijgen.
Maar in de geschiedenis van de linkse beweging is het een belangrijke factor. De vervalsing treedt nu op doordat het museum doet alsof het om kunst gaat, kunst om de kunst, artistieke zaken die los staan van geloof en levensinstelling. Maar het marxisme is ook geloof. En ideologie. Juist omdat deze kunst de mensen is voorgezet, door het museum, door de kunstcriticus, door de kunsthistoricus, allen intellectuelen werkend vanuit de oude idealen van de neutraliteit, alsof het puur kunst was en niets met geloof te maken zou hebben, is er zo'n sterke ideeën propagerende werking van uitgegaan. Want als men ons zaken voorzet alsof ze zonder vooronderstellingen zijn, en ons nooit wijst op de geladen gerichtheid op waarden, normen, ideeën, ja op de revolutie zelf, zijn de mensen niet alert, en slikken ze wat ze anders wellicht heel wat kritischer hadden bekeken.
Natuurlijk is het waar: veel van die kunst heeft niet met geloof te maken. Als we onder dat laatste uitsluitend het christelijk geloof willen verstaan. Maar als reeds gezegd: er is ook een humanistisch geloof, een marxistische overtuiging, een nihilistisch-mystieke levensinstelling. En die uiten zich wel. Daarom, het is waar als C.S. Lewis zegt dat het moderne atheïsme geen evangelisten en predikers heeft uitgezonden. Preken in die geest hoort men zelden. Maar wel hebben zij vanuit hun overtuiging boeken geschreven, muziek gemaakt, schilderijen geschilderd, toneel geschreven en gespeeld. En zo velen overtuigd. Wij willen die kunstenaars daar allerminst op aanvallen. Het was niet alleen hun goed recht, zij konden ook niet anders. Omdat ze menselijk waren. En persoonlijkheden. Maar wel nemen wij het de kunstwereld kwalijk als deze dingen onuitgesproken blijven, en alleen impliciet aan de orde mogen komen. Want dat is oneerlijk.
En wij willen C.S. Lewis ook bijvallen als hij zegt dat alleen door ook zo te handelen het christendom ooit weer een wezenlijke kans kan krijgen. Het christelijk geloof, even radicaal als het Marxisme, is niet iets voor de ziel en het hiernamaals, maar een overtuiging die, noch links noch rechts, alles doortrekt wat we doen. Preken, evangeliseren, theologiseren, zonder dat juist in de sector kunst, in zijn meest brede betekenis, evengoed als in wetenschap en politiek, evenzeer christelijk gewerkt wordt, is er een praten in de lucht, een gebaar zonder inhoud.
Nogmaals, en met nadruk, we bedoelen met "christelijke werken" niet "bijbelse tafelen schilderen" of "bekeringsromans" schrijven, maar werken vanuit en in een christelijke geest, een mentaliteit als gepreekt in de bergrede, een wijsheid die begint bij de vreze des Heren. Maar vooral, omdat de kunstwereld in zijn velerlei facetten het oude humanistische neutraliteitsideaal van de Verlichting nog aanhangt, mogen wij ons niet laten verblinden en met hen meepraten. Ook een christen kan niet anders dan zijn visie uiten in zijn werk. Zijn verstaan van de werkelijkheid. Het gaat daarbij allerminst in de eerste plaats om godsdienst. Protestantse godsdienst althans vraagt niet om kunst - wel muziek en dichtkunst, ik denk aan gezangen - en de nieuwere Roomse stromingen evenmin, of althans niet zoveel meer, maar daar gaat het niet om. Het gaat om ons menszijn, dat zich uit in al onze uitingen, juist ook daar waar we ons niet expliciet en overbewust uitspreken. Dat is communicatie, een van de wonderlijkste menselijke gaven.
Literatuur:
P. Gay, The Enlightenment, an interpretation, The rise of modern paganism, N.V. 3 1968.
E. Wind, Kunst en anarchie, Amsterdam 1973 (Meulenhof)
H. R. Rookmaaker, De Kunstenaar een profeet, Kampen, 1965
H. R. Rookmaaker, Modern art and the death of a culture, Londen 19733
Gepubliceerd in Kunstzinnig 1, 1, 1976