Artikelen
Joël Valk - Calvijn en de kunsten
Calvijn en de kunsten
door Joël Valk
Dit jaar is het Calvijnjaar en dat zullen we weten ook. De media staan er bol van, er verschijnen Calvijnboeken, een heuse glossy, je kunt je laten testen op je C(alvijn)Factor en wat al niet. Calvijn is ongetwijfeld van grote invloed geweest op onze wereld. Maar geldt dat ook voor onze kunstwereld?
Als je aan Calvijn denkt, denk je aan alles behalve de wereld van de kunsten. Dat Calvijn invloed heeft gehad op onze cultuur is wel duidelijk, maar voor de kunstcultuur kan dat toch bijna niet gelden? Calvijns eigen tijd werd gekenmerkt door het iconoclasme van de Beeldenstorm. Dat was bepaald geen kunstminnende actie. Toch heeft Calvijn zelf zich nooit zo negatief over kunst uitgelaten. Hij noemde kunst een gave van God, ja zelfs een schat die we van de Heilige Geest ontvangen. Hij verzette zich echter tegen het gebruik van beeldende kunst in de godsdienst, omdat die van de prediking af zou kunnen trekken.
In Nederland groeide de kunst in de zeventiende eeuw dan ook vooral buiten de kerken, maar wel binnen een calvinistisch klimaat. Die zeventiende eeuw heet niet alleen maar Gouden Eeuw vanwege de rijkdom die de handel bracht, maar ook vanwege de ontstellende bloei van de beeldende kunsten. Een eeuw later was die openheid voor de kunst overigens nagenoeg verdwenen. De voor de kunstwereld kille wind van de Nadere Reformatie zette in en deed Calvijns woorden over kunsten als schatten van de Geest vergeten. Zo kon Lodenstein, en velen na hem, spreken over 'ydele zondige schilderijen'.
Gemeene Gratie
Tot ver in de negentiende eeuw doen dit soort ideeën opgeld in calvinistische kringen in Nederland. Maar dan gebeurt er iets wonderlijks. Tegen het einde van de negentiende eeuw staat er een protestantse theoloog op die diepgravend over de wereld nadenkt en er andere ideeën op na houdt. Met grote gevolgen voor de visie op kunst en cultuur. Het was Abraham Kuyper, de man achter het ontstaan van wat nu het neocalvinisme wordt genoemd.
Kuyper formuleerde een aantal theologische denkwijzen die ruimte schiepen om op een veel positievere manier tegen kunst aan te kijken. Zijn belangrijkste leerstellingen waren de leer van Christus' heerschappij over heel het leven en de leer van de 'Gemeene Gratie': de leer dat de goddelijke genade ook werkt in niet-gelovigen. Zo kwam er binnen dit neocalvinisme grote aandacht voor de zogenaamde 'cultuuropdracht' uit Genesis 1:28 en de rol van kunst, waarin in de visie van Kuyper iets van Gods 'algemene' genade kon doorklinken. Kuyper besteedde zelf ook de nodige aandacht aan kunst. Zo gaf hij colleges esthetica aan de door hem opgerichte Vrije Universiteit. Tijdens de Stone-lezingen aan Princeton sprak hij de beroemd geworden lezing 'Calvinisme en Kunst' uit.
Rookmaaker
Deze hernieuwde calvinistische aandacht voor de beeldende kunst had niet tot gevolg dat er meer christelijke kunstenaars kwamen. Het bleef toch vooral bij een sobere cultuurbeschouwing. Pas in de tweede helft van de twintigste eeuw kwam er een beweging op gang die breder gedragen werd. Een belangrijke naam in die tijd is die van Hans Rookmaaker. Hij werd hoogleraar kunstgeschiedenis aan de Vrije Universiteit en heeft veel betekend voor zowel de calvinistische kunstbeschouwing en kunstkritiek als de kunstbeoefening. Hij was diepgaand beïnvloed door het neocalvinistische denken van de Reformatorische Wijsbegeerte. Wie meer over zijn visie op beeldende kunst wil weten, leze zijn klassieker Modern Art and the Death of a Culture.
Rookmaaker was niet alleen als hoogleraar kunstgeschiedenis actief met deze zaken bezig. Na de Tweede Wereldoorlog raakte hij bevriend met de presbyteriaanse theoloog Francis Schaeffer, oprichter van de studiegemeenschap l' Abri. Samen met hem dacht hij binnen de context van l' Abri veel na over beeldende kunst en (pop )cultuur, zoals rockmuziek en film. Zo formuleerde Schaeffer (in nauwe samenwerking met Rookmaaker) een aantal kunstkritische criteria. Daarbij was het van belang om te letten op de technische volmaaktheid van een kunstwerk, de wereldbeschouwing die een kunstenaar uitdroeg en de innerlijke integriteit van het kunstwerk.
In ieder geval één van deze criteria zie je overal in de neocalvinistische kunstbeschouwing en kunstkritiek terugkomen: het aspect van wereldbeschouwing. Neocalvinistische kunstcritici vinden het niet bezwaarlijk als een kunstwerk gemaakt is door iemand met een niet-christelijke wereldbeschouwing, als maar duidelijk is welke consequenties dat heeft.
Filmkarakters
Waar Rookmaaker zich vooral ingezet heeft om deze vorm van kunstbeschouwing uit te werken voor de beeldende kunst, heeft men dit op het Amerikaanse Calvin College ook uitgewerkt voor een heel hedendaags cultuurfenomeen, de film. Voor film is deze manier van kunstkritiek nog beter toepasbaar, omdat in film karakters centraal staan. Elk mens heeft een wereldbeschouwing, en filmkarakters dus ook. Iemand die hier heel veel mee bezig is, is William Romanowski. Hij vindt het belangrijk om een film te evalueren door de lens van een zogenaamd 'cultureel land schap'. Zo zegt hij: "Zeker een narratieve film is doordrongen van een 'systeem' van waarden, idealen, geloofsovertuigingen, vooronderstellingen en levenshoudingen.' (Zie ook het artikel Christelijke filmbeschouwing is een must uit CV-Koers februari 2007.)
In CV-Koers is de laatste jaren veel aandacht besteed aan filmbeschouwing. Het zal de oplettende lezer niet ontgaan zijn dat bijna alle wezenlijke bijdragen hierover uit neocalvinistische hoek kwamen. Zo leverde l'Abri een behoorlijke bijdrage en staan de 10 Geboden van CV-Film vol neocalvinistische principes. Ook als het gaat om een calvinistische beschouwing van beeldende kunst, komen de bijdragen die er echt toe doen uit dezelfde hoek. Te denken valt hier onder meer aan het werk van Calvin Seerveld.
Noordelijke realisten
We kunnen dus concluderen dat het (neo)calvinisme heel veel heeft betekend voor het debat over (beeldende) kunstbeschouwing en kunstkritiek. Maar hoe zit het met neocalvinistische kunstbeoefening? Die lijkt er veel minder te zijn. Er zijn wel verschillende esthetica's verschenen, maar de vraag is of zij door kunstenaars gelezen worden. Tegelijkertijd is het goed om te beseffen dat je aan de buitenkant niet kunt zien of kunst een neocalvinistische oorsprong heeft. Het kan heel goed zijn dat een kunstenaar vanuit neocalvinistische principes werkt en goed verkoopt, zonder bekend te zijn bij het christelijke publiek. Een uitzondering daargelaten, zoals de Noordelijke realist Henk Helmantel.
Wat de invloed van het neocalvinisme op de kunst zou kunnen verhelderen en versterken, is een goede dialoog tussen christelijk publiek, kunstenaars en kunstcritici. Die is er nu namelijk nauwelijks. Er worden veel (goede) ideeën geuit, maar ze komen terecht op plaatsen waar er weinig tot niets mee gedaan wordt. Er zijn als het ware 'eilandjes' ontstaan. Niet voor niets vindt Calvin Seerveld het een probleem dat christenkunstenaars vaak niet goed worden opgevangen binnen de geloofsgemeenschap. Hij stelt daarom dat er in de kerk ook steun moet zijn voor mensen die hun creatieve gaven inzetten om daarmee hun brood te verdienen. Kunstenaars hoeven zeker geen leidende rol te krijgen, alsof het profeten zijn. Maar ze verdienen het om te worden ondersteund in hun taak. Als christenen kunst de plek durven geven die haar toekomt en de dialoog over kunst weer oppakken, zal duidelijk worden dat het neocalvinisme ook vandaag de dag een grote invloed op de cultuur kan hebben.
Het auteursrecht voor dit artikel ligt bij CV/Koers en de auteur. Het artikel is overgenomen met toestemming van de uitgever en de auteur.