Mahama, Ibrahim - Klaas Holwerda
Littekens
door Klaas Holwerda
Overweging bij Jesaja 58,1-8 en Matteüs 5,1-16
en bij de installatie Garden of Scars van Ibrahim Mahama
Amsterdam, Oude Kerk, 5 februari 2023
Dit huis van hout en steen, dat lang de stormen heeft doorstaan; dit huis dat alle sporen draagt van wie maar mensen zijn (Lb.280:2.3).
Het is alsof Ibrahim Mahama, gevraagd zich te verhouden met dit huis, die sporen van wie maar mensen zijn nog uitvergroot heeft, wereldwijd en door de tijden heen en ze hier, teruggebracht in nog ongekende, onvermoede en misschien ook wel ongewenst geachte aspecten, laat oplichten.
Waarom eigenlijk heeft het zo lang geduurd voor we enigszins serieus begonnen ons vragen te stellen bij wat de geschiedenisboekjes ons aanreikten als de gouden eeuw en begonnen te beseffen hoe schrikbarend weinig het goud was wat er blonk? Hoe is het mogelijk dat het onderzoek naar de dagelijkse toedracht en betrokkenheid van onze voorouders en onze instituties, niet in de laatste plaats ook onze kerken, bij het slavernijverleden nog zo in de kinderschoenen staat? Alsof we tot voor kort niet wilden weten van deze pijnlijke en onthutsende erfenis. Terwijl ook de sporen daarvan huizen in de hoeken en de kieren van dit monumentale godshuis.
Bijvoorbeeld in levensverhalen die schuil gaan achter namen op grafzerken in de vloer van dit huis, die met ons sleten aan de tijd (Lb.280:7). Namen als die van Gerrit Hooft: bankier, burgemeester en als bestuurder betrokken bij slavenhandel en suikerproductie. Of die van Jonas Corneliszoon Witsen: koopman, reder, schepen en wethouder, die drie suikerplantages in Suriname erfde en ook weer naliet. Op een van die plantages werden Wally en enkele anderen van de 156 slaaf-gemaakten op 11 augustus 1707 veroordeeld tot (schrik niet) dood door langzame levende verbranding. Of die van Willem Huydecoper: een van de in Elmina in Ghana uit Afrikaanse vrouwen en Europese mannen geboren kinderen, na de dood van zijn beide ouders naar Nederland gestuurd voor een calvinistische opvoeding, om vervolgens in onder meer Elmina carrière te maken in de slavenhandel.
Het is ronduit schokkend geconfronteerd te worden met de omvang van de Nederlandse rol in het slavernijverleden: 600.00 transporten van slaaf-gemaakten van Afrika naar Amerika en misschien wel een dubbel aantal in de Oost. Schokkend hoe Nederlandse christenen en geestelijken volop deel waren van de handel in en het houden van slaaf-gemaakten. Schokkend hoe de bijbel werd uitgelegd om deze praktijken te rechtvaardigen: de vloek van Cham, een van de zonen van Noach (Gn.9,18-27), die nu eenmaal op alle zwarte mensen zou rusten. Schokkend de volstrekte ontmenselijking van mensen met een donkere huid. Schokkend hoe Nederlandse psalmen zondag aan zondag luidkeels klonken boven de donkere kelders in Fort Elmina, waarin slaaf-gemaakten gevangen zaten in afwachting van transport over de oceaan.
De installatie van Mahama vangt deze mondiale verbindingen en gedeelde geschiedenissen van Amsterdam en Elmina in Ghana (destijds gebouwd met bakstenen van Nederlandse klei) in het samengestelde materiaal van de honderden gedenkstenen: mallen van delen van zerken uit de vloer hier (met hun barsten en breuken als littekens), in Ghana gegoten met cement uit geërodeerde ruïnebodems daar, een dichtgestorte put die zijns ondanks transformeerde tot een nieuw ecosysteem; met in het beton opgenomen zwerfafval zoals luchtroosters en stoelpoten en verroeste olielampen; die stenen weer naar Nederland verscheept en hier opgesteld: een ervaring rijker en vele betekenislagen dieper, brokstukken gedeeld verleden, verdichte geschiedenis, smeltkroes tegen wil en dank.
De stenen op zich koud en ruw in zekere zin, maar het geheel warm in uitstraling. De toon die Mahama aanslaat is niet verwijtend en eerder omarmend, met een nadruk op mogelijkheden voor de toekomst: schuld en verval als zaad dat wil ontkiemen, een uitnodiging middelen met elkaar te delen in plaats van elkaar en de aarde uit te buiten en om de giftige tuin van het verleden in dialoog en verbinding om te vormen tot een tuin van opnieuw aaneengelegde gedeelde èn geheelde herinnering aan ooit geslagen wonden. De kunstenaar heeft een opvallende aandacht voor de naden van de wereld als gescheurd en gerafeld patchwork. En daarboven, in de gewelven van dit huis, de talloze vleermuizen die bezit namen van de ruïnes in Ghana: als wachters van de eeuwigheid, overdag opgevouwen om in de nacht vleugels te krijgen.
Hoe klinken nu met de installatie als klankkast de bijbelse teksten voor vanmorgen? Om te beginnen de verrassend actuele profetie, die in de bijbel ten tijde van het slavernijverleden kennelijk was zoekgeraakt. Het protest, niet tegen liturgie op zich, maar wel tegen liturgie die niet meer is dan een leeg testament. Met daartegenover als ware en geloofwaardige vorm van vasten: stoppen met het afbeulen van je dwangarbeiders (Js.58,4) en alsof de eeuwenoude profetie Keti Koti al voorvoelde, ketenen van kwaad openbreken (Js.58,6).
De antwoordpsalm, toegegeven: vanmorgen wat vrij gekozen en ooit ballingen uit Israël in de mond gelegd. Laat die psalm zich niet wonderwel verstaan vanuit het gezichtspunt van slaaf-gemaakten en hun nazaten die nog altijd gebukt gaan onder die erfenis: als slachtvee uitgeleverd, onder vreemde volken verstrooid (Ps.44,12), van de hand gedaan (Ps.44,13) en geconfronteerd met de wraakzucht van de vijand (Ps.44,16-17).
Het evangelie: jullie zijn het zout van de aarde (Mt.5,13), jullie zijn het licht van de wereld (Mt.5,14). Mijn eerste reactie moet ik bekennen bij die woorden was: o nee! Die woorden die ik tot nu toe altijd fatsoenlijk had kunnen ontlopen, die me tegenstonden vanwege de zelfgenoegzaamheid die er in mijn beleving van afdroop. En dan uitgerekend nu, in verband met het slavernijverleden!
Maar staat er wel wat ik dacht dat er stond? En hebben wij wel het recht ons die woorden zomaar toe te eigenen? Het is nog vroeg in het evangelie; de kring van leerlingen moet zich nog vormen en vanzelfsprekendheid is nog helemaal niet aan de orde. De evangelist zet het beeldend neer: als een Mozes opnieuw gaat Jezus de berg op, zet zich neer en geeft onderricht, thora (Mt.5,1-2). Gaandeweg de woorden waarmee hij onder verschillende gezichtspunten kwetsbare mensen gelukkig prijst (Mt.5,3-10), maken zich mensen los uit de menigten beneden aan de voet van de berg, komen naar hem toe en nemen plaats aan zijn voeten (Mt.5,1). Ze worden deelgenoten in een leergemeenschap.
Hen spreekt Jezus dan tenslotte persoonlijk aan: gelukkig jullie, ook al heb je smaad en laster te verduren: rijk is je loon, zoals in de hemel ook op aarde (Mt.5,11-12). Ligt het niet meer voor de hand bij deze mensen, die Jezus aanspreekt en die zich door hem gezien weten, te denken aan slaaf-gemaakten, zoals ze in de antwoordpsalm aan het woord kwamen, dan aan hun verdrukkers? De minsten onder de mensen, in wie Jezus zichzelf herkent en in wie hij steeds weer onder ons opduikt? (Mt.25,40.45) Zijn het niet, met andere woorden, woorden van de gekruisigde, iemand die weet waarover hij het heeft? Zoals ook de apostel van niets anders wil weten dan Jezus en die gekruisigd (1Cr.2,2). Hij gumt ze niet weg en vlakt ze niet uit, de moeiten van het leven en de last van het verleden. Ze zijn evenwel voor hem niet het einde, maar veeleer begin. Gelukkig jullie: bij jullie begint de toekomst! Of zoals Sytze de Vries het eergisteravond in de avondwake voor Peter Lowie zei: zij krijgen als eersten de sleutel van het huis, van het koningschap van zoals in de hemel ook op aarde (Mt.6,10).
Staan anderen, staan wij daar voorgoed buiten? Nee. Maar wel: de toekomst ontsluit zich eerst voor wie leren kijken met de ogen van verdrukten. Zij gaan voorop, zijn zout en licht (Mt.5,13-14), pit en plezier voor wie zich bij hen aansluiten. Dan breekt je licht door als de dageraad, geneest je wond met spoed, om met de profetie te spreken (Js.58,8). Ik denk aan Lisette Uitenwerf die twee weken geleden in het avondgebed hier in dit huis het verhaal deed van haar moeder, jong wees geworden en vervolgens groot geworden bij haar nog in slavernij geboren overgrootmoeder. Van haar had ze geleerd zich geen slachtoffer te voelen, maar op sterke schouders te staan. Eerst waar geslagen wonden onder ogen worden gezien en erkend kan het proces van genezing en heling beginnen. Littekens, een tuin vol littekens als beeld van geheelde wonden.
**
Foto 2: Mike Bink; Foto 4: Mike Bink; Foto 6: Maarten Nauw.
Voor de overige foto’s, zie https://oudekerk.nl/programma/ibrahim-mahama, ook voor meer info over Mahama en Garden of Scars.
De tentoonstelling loopt tot 19 maart 2023.
Klaas Holwerda studeerde theologie met als specialisatie hymnologie (kerklied en kerkmuziek). Hij was als predikant werkzaam in Culemborg en Amsterdam, waar hij ook kunstvespers ontwikkelde: beeldende kunst, muziek, poëzie, dans en bijbel gaan daarin met elkaar een dialoog aan in de verstilde sfeer van een vesper. Tegenwoordig legt hij zich met name toe op het ontwikkelen van projecten op het grensvlak van kerk, kunst en liturgie, zoals Art Stations (Amsterdam 2019) en Aan Tafel (Amsterdam 2022). Ook was hij nauw betrokken bij de samenstelling van het in 2013 verschenen Liedboek en het digitale compendium daarbij.