ArtWay

Kunstenaars openen onze ogen voor rijkdom en betekenis. Sandra Bowden

Artikelen

Beelden voor God de Vader- M. Hengelaar

Beelden voor God de Vader

door Marleen Hengelaar-Rookmaaker

God is geest. God is een mysterie. Hij is ontzagwekkend hoogverheven en tegelijkertijd onvoorstelbaar liefdevol. Hoe kunnen we hem ooit vatten met ons kleine mensenverstand? Hoe kunnen we Hem ooit leren kennen en met Hem leren leven?

Dat zou niet mogelijk zijn zonder de Bijbel, waarin God zichzelf aan ons openbaart in verhalen en beelden. In de Bijbel komen we God allereerst tegen als de schepper en grondvester van hemel en aarde, als de duizelingwekkend creatieve kunstenaar die alles wat is bedenkt en tot aanzijn roept. We ontmoeten Hem als een koning vol majesteit, die alles leidt en in zijn hand houdt. We leren Hem kennen als een zorgzame en liefdevolle vader. Ook dat is een beeld, ons door Jezus aangereikt. God als onze vader is misschien wel de kern van zijn wezen, duidend op een diep verlangen naar verbinding met ons als zijn kinderen.

De Bijbel biedt ons nog veel meer beelden voor God, teveel om op te noemen. Een oog wordt gebruikt om Gods almacht, alwetendheid en alomtegenwoordigheid tot uitdrukking te brengen. Vuur komt ook veel voor: vernietigend vuur, louterend vuur, een lichtende vuurzuil of een brandende braamstruik die brandt maar niet wordt verteerd. Gods aanwezigheid en leiding komen tot uiting in de wolkkolom die de Israëlieten leidde door de woestijn. God is onze rots, onze vesting, onze herder, de schaduw aan onze rechterhand. Ook treffen we vrouwelijke beelden voor God aan: God als moederkip bijvoorbeeld, die haar kuikens verzamelt onder haar vleugels.

We hebben als mensen beelden nodig om God concreet te kunnen maken voor onszelf en het is dan ook niet verwonderlijk dat de Bijbel ons daarin voorgaat en ons die ruimte ook geeft, ook al geven ze altijd maar één aspect van God weer. Net zoals God de onuitspreekbare is, is hij ook de onuitbeeldbare. Het zijn en blijven beperkte en symbolische aanduidingen van God.

 

Het tweede gebod

Gaat het over het maken van beelden van God in de zin van beeldhouwwerk, dan springt allereerst het tweede gebod eruit: ‘U zult u geen gesneden beeld maken en u daarvoor niet buigen’ (Deuteronomium 5:8). Het is vooral van belang dat we de twee delen van dit gebod niet van elkaar scheiden, want het gaat in dit gebod niet om het maken van (gods)beelden in het algemeen, maar om het maken van afgodsbeelden. God wil niet via gesneden beelden door ons aanbeden worden. Waarom niet? Ik denk omdat een beeld van een hogere macht, waar je naartoe gaat om offers te brengen om diens gunst af te smeken, algauw leidt tot een relatie met die godheid waarbij je van alles doet om hem of haar maar gunstig te stemmen en zo mogelijk naar je hand te zetten. Dat is wat heel anders dan de ‘Ik ben die ik ben’ die God voor ons wil zijn, een God waarvan we weten mogen dat Hij er voor ons is, dat Hij met ons optrekt en ons nabij wil zijn.

Gezien het tweede gebod en de beeldvijandige uitleg daarvan hoeft het ons niet te verbazen dat christenen voorzichtigheid hebben betracht waar het gaat om het uitbeelden van God. Toch zijn kunstenaars hier vrijmoediger mee omgegaan dan je zou verwachten. Zo wordt God de Vader op een sarcofaag uit de 4de eeuw afgebeeld als een zittende man die met het spreekgebaar Adam en Eva tot leven roept. In de middeleeuwen wordt Hij vooral afgebeeld via symbolen zoals het oog van God of de hand van God die vanuit een wolk of aureool een zegengebaar maakt. Of als een zon die staat voor het goddelijk licht, een cirkel die verwijst naar zijn eeuwigheid of een scepter en troon die staan voor zijn heerschappij.  

In de 15de eeuw ging men God weergeven als wijze oude grijsaard, een beeld ontleend aan Daniël 7:9 en Openbaring 1:14. We kennen die manier van uitbeelden allemaal wel van de Schepping van Adam van Michelangelo in de Sixtijnse Kapel. Een stapje verder gaat Rafaël (1483-1520) op zijn schilderij over Ezechiëls Godsvisioen (Ezechiël 1). Als een kunstenaar van de Renaissance was hij erop uit om de klassieke en de christelijke tradities met elkaar te combineren. Zijn weergave van God was daarom beïnvloed door verbeeldingen van de Romeinse oppergod Jupiter. Rafaël geeft hier in de geest van zijn tijd en met al de tot zijn beschikking staande middelen de glorie van dit grootse visioen weer.

We zien God boven de wolken op zijn troon zitten ondersteund door twee cherubijnen en de vier wezens (mens, rund, leeuw en adelaar), die later werden gelijkgesteld met de vier evangelisten. Met zijn handen maakt Hij een zegengebaar. De goudgele hemel onderstreept zijn goddelijkheid en contrasteert met de aardse werkelijkheid. Het bijzondere van dit werk vind ik dat God het overgrote deel van het doek inneemt, terwijl Ezechiël maar een heel klein poppetje is in de linkerhoek van het werk. Door een kleine opening in het wolkendek vangt hij een glimp op van die enorme superieure God. Vervolgens heft hij zijn handen op in aanbidding. Een werk als dit kan ons helpen om Gods majesteit tot ons door te laten dringen. 

 

Johannes Calvijn

‘Maar omdat de beeldhouwkunst en de schilderkunst gaven Gods zijn, verlang ik van beide een zuiver en wettig gebruik, opdat wat God ons tot zijn eer en welzijn heeft gegeven, niet door een verkeerd gebruik bezoedeld wordt.’ Dit citaat uit de Institutie maakt duidelijk dat Calvijn zich niet tegen kunst op zich keerde, maar tegen de devotiepraktijken van zijn tijd. In lijn met het tweede gebod stelde Calvijn dat het verkeerd is om beelden te aanbidden of ook via beelden tot God te bidden. Daarmee beperk je de aanwezigheid van God tot specifieke beelden en plaatsen, meende hij bovendien, terwijl God altijd bij ons is en we overal tot hem kunnen bidden. Daarom wilde Calvijn niet alleen dat de beelden uit de kerk zouden worden verwijderd, maar ook dat de deur van de kerk door de weeks gesloten werd.

Verder was Calvijn sowieso tegen het afbeelden van God en Jezus. Hierbij speelde de vrees een rol dat afbeeldingen van God en Jezus hun grootsheid geen recht kunnen doen en altijd tekort zullen schieten. Calvijn meende dan ook dat ‘er niets meer ongepast is, dan God die onmetelijk en onbegrijpelijk is te willen reduceren tot 1 meter 50.’ In zijn kielzorg zien we calvinistische kunstenaars die strikt aan Calvijns ideeën over kunst vasthielden en een stroming die vrijer opereerde. De strengere groep onthield zich van het uitbeelden van God, Christus en engelen en hun werk beperkte zich veelal tot het Oude Testament. Rembrandt behoorde tot de vrijere groep, maar ook hij zette vooral het licht in om de aanwezigheid van God te suggereren.

 

De Bijbel als beeldenboek

Beelden, beeldspraak en een beeldende manier van spreken spelen een hele grote rol in de Bijbel. De Bijbel is een beeldenboek. De Bijbel bevat maar heel weinig recht toe rechtaan theologische uitleg, het overgrote deel van de openbaring bestaat uit verhalen, gedichten, liederen, gelijkenissen en zelfs performances, zoals Jesaja die drie jaar poedelnaakt rondloopt en Jeremia die lange tijd een juk voor koeien draagt. Of ook Jezus die de voeten van zijn discipelen wast.   

Waarom doet de Bijbel dat? Omdat de bijbelse boodschap zo niet blijft steken in abstracties, maar concreet wordt gemaakt. De verhalen, gelijkenissen, metaforen, visioenen en uitbeeldende handelingen brengen de boodschap dichterbij. Ze spreken letterlijk tot onze verbeelding. Ze nodigen ons uit tot inleving in het beeld en deelname aan het verhaal. We voelen de emoties en identificeren ons met de personen die een rol spelen in het verhaal. We worden aangesproken op een dieper niveau dan alleen ons verstand. Psalm 23 zingt ‘De Heer is mijn herder’ en je vraagt je af wat dat precies betekent en je stelt je voor hoe God voor jou als schaap zorgt. Hoe hij bezorgd over je is en je gaat zoeken. Hoe hij naar je kijkt, als hij je eindelijk vindt. Beelden scheppen een ruimte voor de verbeelding om in te vertoeven en rond te dwalen, op onderzoek uit te gaan en nieuwe dingen te ontdekken, over jezelf, over de werkelijkheid en over God.

De katholieke kunsthistoricus Frits van der Meer zei: ‘Het woord is hoger, maar het beeld is dichterbij.’ Het woord kan abstracte waarheden in woorden vangen, kan dingen op een rijtje zetten en verduidelijken, kan vernuftige theorieën opbouwen, maar het beeld maakt concreet, maakt dat je het voor je ziet en laat je zo de gevoelswaarde en betekenis van iets ervaren. In één klap, in één beeld. Een klein nuanceverschil, net een andere houding of net een andere blik, kan een heel verhaal vertellen. Om dat in woorden te vangen zou je inderdaad 1000 woorden of meer nodig kunnen hebben. Maar ook: omdat het beeld zichtbaar en concreet maakt en je de gevoelswaarde van dingen laat ervaren, spreekt het eerder je hart aan. Het beeld is dichterbij, dichterbij ons hart. In het kennen van God spelen niet alleen ons verstand, maar ook ons gevoel, onze verbeelding en eigen ervaring een belangrijke rol.

 

Eigen beelden van God

In 1922 maakte de Duitse expressionistische beeldhouwer Ernst Barlach een heel eigen beeld van God de Vader. God zweeft boven de aarde en houdt daarbij zijn ogen gesloten en zijn blik afgewend, alsof Hij het aardse gekrioel niet aan kan zien. Maar zijn armen strekken zich zover mogelijk uit naar beneden met handen die al die eigengereide mensen roepen, verwelkomen en naar zich toe willen trekken om voor hen te kunnen zorgen. In die spagaat zit God. Een uniek beeld, met name omdat Barlach hier in de huid van God probeert te kruipen en zich afvraagt hoe Hij zich moet voelen bij een mensheid die er zo´n bende van maakt.

Met de Bijbel en kunstwerken als gids kunnen we nadenken over wie God voor ons is, want uiteindelijk is dat ook een persoonlijke zaak. Hoe ik God ervaar kan verschillen van hoe jij God ervaart en omgekeerd gaat God ook met ieder van ons op een eigen, op onszelf afgestemde manier om. Voor mij is vooral belangrijk dat God als een rots mij vaste grond onder mijn voeten geeft, dat Hij als een herder mij zowel vrijheid als sturing geeft en dat Hij als een vader voor mij zorgt. Ieder kan en mag zich een beeld vormen van God dat het meest tot zijn leven en verbeelding spreekt. Wat is jouw beeld voor God?

***

William Blake: Songs of Innocence and of Experience: The Little Vagabond, 1825. Metropolitan Museum of Art, New York.

Rafaël: Het visioen van Ezechiël, c.1518. Uffizi, Florence.

Rudolf Marschall: De goede herder, c. 1920. Vaticaans Museum, Rome.

Ernst Barlach: Schwebender Gottvater, 1922. Barlachhaus, Hamburg.