Artikelen
De vrijheid van de kunstenaar - H.R. Rookmaaker
De vrijheid van de kunstenaar
door H.R. Rookmaaker
In navolging van Paulus had Rookmaaker de vrijheid van de christen hoog in het vaandel staan. In de hier afgedrukte passage uit zijn boek Kunst en amusement werkt hij uit wat deze vrijheid betekent voor het terrein van de kunst.
De Heilige Schrift zegt niet veel over kunst en amusement. Er wordt ons verteld hoe een tweetal mannen de tabernakel maakten en alles wat daarbij hoorde, en dat zij dat zeer goed deden. We horen van David die de harp bespeelt en psalmen dicht. We horen van het blazen van schalmeien en soortgelijke instrumenten bij de dienst in de tempel. Er wordt gesproken over schone steden en rijke paleizen, over de schoonheid van de tempel, de ‘koperen zee’ en de kapitelen. Dit alles wordt ons echter ‘zonder meer’ verteld alsof iedereen zomaar zou weten wat goed en schoon is op dit gebied.
En inderdaad geloof ik dat we dat zo moeten zeggen. Het hoort eenvoudig bij ons menszijn dat we weet hebben van bepaalde normen en wetten, dat we weten hoe de dingen behoren te zijn. We kunnen hierbij denken aan Romeinen 1, en ook aan Judas 10, waar gesproken wordt over de dingen die de mens van nature weet. De Schrift geeft ons wijze raadgevingen en wijst ons de weg in ons leven, maar er wordt niet verteld hoe we moeten lopen (letterlijk), hoe we een ploeg in elkaar moeten zetten, of hoe we een trekdier voor de kar moeten spannen. Omdat dat alles onnodig is. Dat kan de mens weten, en als hij het niet vanzelf weet, kan hij het van een ander horen, of al experimenterende zelf ontdekken. In de Bijbel wordt ervan uitgegaan dat we mensen zijn, die zelf dingen kunnen uitvinden, die weten hoe de dingen gedaan moeten worden. En daarom is het niet nodig ons handleidingen te geven bijvoorbeeld voor het bouwen van huizen, al wordt ons wel gezegd op de veiligheid te letten en daarom balustraden te maken op huizen met platte daken.
Ontdekken
In die schaarsheid van voorschriften schuilt een conditie van menselijke vrijheid. Tot die vrijheid zijn we geroepen, en de Here heeft ons vrijgelaten in het ontdekken van die dingen die nodig zijn in ons leven: bouwwijzen, technieken, en zo meer. Een vrijheid, waarbij we altijd gebruik moeten maken van de mogelijkheden die in de schepping gegeven zijn en we de natuurlijke wetmatigheden moeten volgen om tot een resultaat te kunnen komen.
Nu geldt dit alles niet alleen voor de dingen die we zouden kunnen samenvatten onder het woordje ‘techniek’. Het is ook van toepassing op de normen voor de samenleving. We moeten het recht handhaven en we moeten derhalve een dief straffen, zegt de Here, maar een juridische definitie van diefstal wordt ons niet gegeven. Als dat nodig is kunnen we die zelf maken, d.w.z. dat we dan vorm geven aan de norm die in de schepping gelegd is en die we allen kennen, eenvoudig omdat we mens zijn. Daarom is het niet nodig om hier allerlei kennistheoretische vraagstukken te gaan behandelen. Wij als mensen kennen niet alleen de zichbare natuur, maar ook de normen die gelden voor onze omgang met mensen. Wees zachtmoedig, zegt de Here, vriendelijk en ootmoedig, vertroost en bemoedig, en heb een goed woord waar dat nodig is (Efeziërs 4:29). Daarbij wordt er van uitgegaan dat wij van nature weten wat dat alles betekent en hoe wij dat moeten doen. Wij krijgen geen lessen in tact, psychologie, karakterkunde, en nog minder in spreken of mimiek.
Dit alles moeten we goed bedenken, want dan kunnen we begrijpen waarom in de Schrift geen normen in engere zin worden gegeven als het over kunst gaat. Er wordt allerminst ontkend dat dergelijke normen bestaan, maar in vrijheid experimenterende mogen we die zelf opsporen. Daartoe zijn we als mens toegerust. We kunnen ze zelf een eigen vorm, een eigen concrete gestalte geven. Het is geen wet dat we olieverf op doek moeten gebruiken en geen enkele schilder die het bijvoorbeeld eens zou proberen met krijt op schuurpapier, of met aarde op nat cement, overtreedt daarmee een gebod. De mens kan zelf uitvinden of een methode bruikbaar is of niet. Evenmin wordt ons uitgelegd dat, als men een figuur nadruk wil geven, men deze het beste in het midden van de voorstelling kan plaatsen. Als men daarentegen het gewenste accent kan verkrijgen door de hoofdfiguur meer ter zijde of zelfs tegen de rand op te stellen, dan is dat knap en misschien juist heel goed in een bepaalde situatie. Mutatis mutandis geldt hetzelfde voor kleuren. Er zijn mooie en lelijke kleuren, kleuren die bij elkaar passen en kleuren die, met een karakteristieke Nederlandse term, met elkaar vloeken. Maar dat kunnen we allemaal zelf ontdekken. We mogen hier in vrijheid handelen.
Wie dus in de Schrift zoekt naar formules waarmee men kunst zou kunnen beoordelen, wie vraagt naar wetten ten aanzien van compositie en dergelijke artistieke middelen meer, zal (gelukkig) teleurgesteld worden. Gelukkig, want de Here spreekt ons aan als mondige mensen, die in vrijheid aan het werk kunnen en mogen gaan.
Misbruik
Nu zijn er echter mensen, zo zegt de Bijbel, die in hetgeen zij van nature weten hun verderf vinden (Judas vs. 10). Mensen die de hun geschonken mogelijkheden, hun vrijheid om als redelijke wezens met de dingen om te gaan, hanteren niet ten goede maar ten kwade. Die misbruik maken van hetgeen er aan mogelijkheden in de schepping ligt en deze aanwenden voor zondige doeleinden. Om een voorbeeld te noemen: iemand kan knap een bijl hanteren en met een minimum aan inspanning een boom vellen, maar hij kan met diezelfde bijl ook heel efficiënt een mens vermoorden. Op het gebied van kunst: het goed gebruiken van de artistieke mogelijkheden is een eis die we aan iedere kunstenaar mogen stellen. Maar het gaat er dan vervolgens om hoe hij die mogelijkheden gebruikt en om wat hij met zijn kunst uitdrukt, of hij zijn medemens sticht of hem geestelijk vergiftigt. Ook hier kent de mens heel goed de norm, maar is er ook, als in alle menselijk weten, veel verduisterd, heeft de zonde veel vernietigd aan schoons en edels. Het kwade doen, op welk gebied ook, de kunst niet uitgesloten, betekent altijd: het overtreden van de normen die de mens als mens van nature kent. Ja, het is vaak juist een bewust overtreden van die norm, in welke overtreding de daad dan zijn zin en doel vindt. Zie Romeinen 1:32.
Leven
God wijst ons fundamenteel de weg door ons wijze raadgevingen mee te geven, door waarschuwingsbordjes neer te zetten: gij zult niet... , gij zult niet... Hij leert ons als mens waarlijk mens te zijn. Die grondleggende normen en geboden, raadgevingen en eisen zijn geen vreemde en onbegrijpelijke opdrachten die wij maar klakkeloos moeten navolgen ook al ontgaat ons de zin en betekenis ervan. Integendeel, het wandelen in Gods wegen is het meest natuurlijke en gewone, het meest menselijke uiteraard ook. Die geboden zijn niet zwaar – zijn last is licht en zijn juk is zacht. Wie die geboden doet, zal leven, zo zegt de Here, en de mens kan ontdekken hoezeer hij daardoor wint aan menselijkheid en vrijheid, aan natuurlijkheid en openheid. De Duivel maakt de mensen wel eens diets dat het gewone en natuurlijke vervelend en saai is, maar dat is een leugen. Want die geboden ketenen ons niet, doden het initiatief niet, integendeel, ze geven de mens ruimer mogelijkheden, oneindig veel vrijheid van handelen. De overtreding daarentegen kluistert ons altijd, berooft ons van die vrijheid. Zo is het veel moeilijker om een tekening te maken die niets voorstelt dan één die dat wel doet. In het eerste geval moet men er angstvallig voor waken dat het werkelijk niet mogelijk zal zijn er iets in te lezen. Openstaan voor de werkelijkheid is gemakkelijker dan met oogkleppen op te proberen schone vormen en verhoudingen uit jezelf te halen.
Ogen openen
Onze uitgangsvraag was of we met oog op de kunst geboden en normen in de Schrift kunnen vinden voor vormgeving en werkwijze. Het kan inmiddels duidelijk zijn dat we ze daar niet hoeven te zoeken. Gode zij dank heeft Hij hier de mens de volle vrijheid gegeven inzake techniek, artistieke wetmatigheden, middelen en methoden. Maar wel leidt de Schrift de mens bij al zijn activiteiten, wijst hem de goede weg. Die is voor de kunst niet essentieel anders dan voor andere levensgebieden. Kunst is communicatie, mededeling van geziene schoonheden, attenderen op menselijke waarden, de medemens iets schenken aan schoonheid, zingen en getuigen, juichen en lofprijzen, ogen openen en bouwen aan een waarlijk menswaardige visie. En daarom geldt voor kunst hetzelfde als voor ieder ander gebied waar menselijke verhoudingen zich manifesteren. En welk levensterrein valt daar eigenlijk buiten?
In het volgende Schriftwoord vinden we m.i. het kortst en duidelijkst de norm voor de kunst, en uiteraard dus ook voor amusement, geformuleerd. Deze norm geldt bovendien zeker niet alleen voor deze terreinen. Deze normen of raadgevingen kunnen de kunstenaar en degene die als beschouwer een werk wil toetsen de weg wijzen. Ik bedoel Philippenzen 4:8: “Voorts broeders, al wat waar, al wat waardig, al wat rechtvaardig is, al wat rein, al wat beminnelijk, al wat welluidend is, al wat deugd heet of lof verdient, bedenkt dat.”
Uit: H.R. Rookmaaker: Kunst en amusement, Kok Kampen, 1962, blz. 99-102. Dit boek is alleen nog antiquarisch verkrijgbaar. Wel is het opnieuw in druk verschenen als onderdeel van de Complete Works van Rookmaaker, zij het in het Engels.