Artikelen
Het goede, het ware en het schone - Philip Ryken
Het goede, het ware en het schone
door Philip Graham Ryken
De speelruimte die God aan kunst geeft betekent niet dat alles kan. God stelt hoge eisen aan kunst, net zoals hij dat aan al het andere doet. Als we Exodus 31 als gids gebruiken, dan behoren goedheid, waarheid en schoonheid tot Gods esthetische maatstaven. En deze maatstaven zijn niet relatief, zij zijn absoluut. Een christelijke benadering van kunst staat dus tegenover de postmoderne aanname dat er geen absolute waarden zijn.
Goedheid is zowel een ethische als een esthetische maatstaf. Besaleël en Oholiab mochten vanzelfsprekend niets maken dat tegen de Tien geboden inging – vooral het tweede gebod dat afbeeldingen van afgoden verbood of enige andere vorm van afgodendienst (zie Exodus 20:4-5). Christelijke kunstenaars mogen daarom ook niets maken dat immoreel is of dat gemaakt is ter verering. Maar goedheid is ook een esthetische categorie. Israëls kunstenaars waren geroepen om goede kunst te maken – kunst die uitmuntend was, gemaakt met vergevorderde beheersing van de techniek in de betreffende kunstzinnige discipline. Aan het eind van zijn instructies zei God dat Besaleël en Oholiab alles volgens zijn richtlijnen moesten maken (Exodus 31:11) en als we de voorafgaande hoofdstukken in Exodus bekijken, dan zien we hoe specifiek God kan zijn. Gods zorgvuldige instructies voor het bouwen van de tabernakel herinneren ons eraan dat zijn perfectie de norm stelt voor alles dat we scheppen in zijn naam. Wat we ook maken – niet alleen in de beeldende kunst, maar in alle kunstvormen – we moeten het zo goed mogelijk maken en God alleen ons beste kunnen aanbieden.
Dat betekent niet dat de Bijbel enige specifieke informatie geeft over de vaardigheden die voor iedere vorm van kunst nodig zijn. De maatstaven voor wat goed is komen uit de schepping zelf. Ze zijn gegeven met de materialen – de kleuren en klanken - van iedere kunstzinnige discipline. “Wat kan een kunstenaar anders gebruiken dan de materialen zoals ze zijn?”, schreef Annie Dillard. De fotograaf leert dus de eigenschappen van licht en schaduw alsook de technische aspecten van het nemen en ontwikkelen van foto’s. En de zanger leert te zingen door te experimenteren met resonantie, articulatie en andere factoren die de vorming van geluid beïnvloeden en dan te luisteren naar het resultaat. Wat dan uiteindelijk de kwaliteit bepaalt in deze en andere kunstvormen is inherent aan de kunstvormen zelf en komt dus van God als onderdeel van zijn algemene openbaring. Het verschil tussen goede en slechte kunst is niet iets wat we in de eerste plaats vanuit de Bijbel leren, maar eerder vanuit de wereld die door God gemaakt is. Maar wat de Bijbel ons wel vertelt, is dat God weet wat het verschil is en dat Hij van kwaliteit houdt.
Om God te behagen moet kunst zowel waar als goed zijn. Waarheid is altijd een belangrijk criterium geweest voor kunst. Kunst is een belichaming van de waarheid. Ze dringt door de buitenkant van dingen heen om ze af te beelden zoals ze werkelijk zijn. De tabernakel is een goed voorbeeld. Het hele gebouw was ontworpen om waarheid te communiceren over God en zijn relatie met zijn volk. En om aan dat doel te voldoen moest de kunst die deel uitmaakte van de tabernakel waar zijn. Ze moest waarheidsgetrouw zijn. Als ze iets in de schepping voorstelde – bloemen, bijvoorbeeld, of granaatappelen – moest dit waar zijn ten opzichte van wat God had gemaakt. Het moest ook waar zijn ten opzichte van wie God is. Ieder deel van de tabernakel zei iets over God. De gouden ark symboliseerde het gezag van zijn koninklijke troon, het bronzen wasbekken gaf zijn vermogen weer om zonden weg te wassen, enz. Teneinde deze waarheden juist te communiceren, moest de tabernakel de waarheid vertellen. Haar kunst stond in dienst van de waarheid.
Kunst communiceert de waarheid op verschillende manieren. Soms vertelt ze een verhaal, en het verhaal is waar ten opzichte van de menselijke ervaring, het is een vleeswording van de menselijke staat. Soms vertelt kunst de waarheid in de vorm van uitspraken en beweringen. Dit is vooral het geval bij literaire kunstvormen, die met woorden spreken. Kunst kan ook emotionele waarheid overbrengen en kan dit zonder woorden doen, hetgeen vaak het geval is bij muziek. Maar wat voor verhalen ze ook vertelt en welk idee of emotie ze ook communiceert, kunst is alleen waar als het op een bepaalde manier verwijst naar het enig ware verhaal van het heil – het verhaal van Gods schepping, de zonde van de mens en de overwinning van de genade door Christus.
Moderne en postmoderne kunst claimt vaak de waarheid te vertellen over de pijn en absurditeit van het menselijk bestaan, maar dat is slechts een deel van het verhaal. De christelijke benadering van het bestaan van de mens is completer en daarom ook hoopvoller (en uiteindelijk meer waarheidsgetrouw). Christelijke kunstenaars vieren dat de wereld die God heeft gemaakt in de kern goed is en doet zo recht aan wat er is. Dit is niet een vorm van naïef idealisme, maar van gezond realisme. Tegelijkertijd treuren christelijke kunstenaars over het binnendringen van het kwaad in een wereld aangetast door de zonde, rouwend om de verloren schoonheid en een gevallen paradijs. Wanneer werkelijk christelijke kunst het lijden van de in zonde gevallen mensheid afbeeldt, klinkt altijd een besef van het tragische daarvan door, zoals in de schilderijen van Rembrandt, met een bewustzijn niet alleen van wat we zijn, maar ook van wat we waren: schepsels gemaakt om als God te zijn.
En wat meer is, deze kunst laat ook zien wat we kunnen worden. Christelijke kunst is bevrijdend en verlossend, en dit is haar hoogste doel. Kunst is altijd een interpretatie van de werkelijkheid, en de christen moet de werkelijkheid in haar totaliteit laten zien, inclusief de hoop die in de wereld is gekomen door het leven, de dood en de opstanding van Jezus Christus. In plaats van toe te geven aan leegheid en wanhoop weten christelijke kunstenaars dat er een uitweg is. Daarom scheppen zij beelden van genade, die doen verlangen naar de nieuwe hemel en de nieuwe aarde door uit te gaan van de mogelijkheden van verlossing in Christus. Volgens de Nederlandse criticus Hans Rookmaaker lost het christelijk onderwijs over genade
het praktische probleem op hoe we moeten leven in een wereld die vol zonde en goddeloosheid is. Waar de dingen liefdevol, goed, rechtvaardig en waar zijn, waar ze naar Gods wet en wil zijn, daar is geen probleem. De christen zal alle goede dingen die God heeft gegeven waarderen en ermee aan de slag gaan en ervan genieten. Maar waar de dingen aangetast en verwrongen zijn door de zonde, daar moet de christen door zijn leven, zijn woorden, zijn actie, zijn creativiteit laten zien hoe God de dingen werkelijk heeft bedoeld. Hij is een nieuw mens geworden in Christus, heeft een nieuwe kwaliteit van leven ontvangen die in overeenstemming is met Gods oorspronkelijke bedoeling voor de mens. Hij heeft van God zelf de kracht van de heilige Geest ontvangen, die hem zal helpen om zijn nieuwe leven uit te leven in de wereld om hem heen.
Het soort kunst dat ter eer is van God, is goed, waar, en uiteindelijk mooi. Vandaag lijkt het er soms op dat de kunstwereld worstelt met een esthetiek van lelijkheid. In het verleden was schoonheid een van de hoogste prioriteiten van een kunstenaar; tegenwoordig is het voor veel kunstenaars een van de laagste prioriteiten, als het al een criterium voor kunstwerken is. Maar God houdt enorm van schoonheid, zoals we kunnen zien aan de collectie van zijn werk die in de galerie van het universum hangt. Vorm is voor Hem even belangrijk als functie. Daarom was het niet genoeg dat de tabernakel op de juiste manier was ontworpen; hij moest ook mooi zijn. Er was schoonheid in de kleur van haar doeken, de schittering van haar edelstenen, de vorm van haar objecten en de symmetrie van haar verhoudingen. De tabernakel was mooi. God zorgde daarvoor door de kunstenaars speciaal met de gave van zijn Geest uit te rusten. Dit alles vertelt ons iets over wat voor een soort kunstenaar God is: een kunstenaar die van schoonheid houdt.
Schoonheid en waarheid horen bij elkaar. Keats zegt in zijn beroemde “Ode on a Grecian Urn”: “Schoonheid is waarheid, waarheid schoonheid – dat is alles wat je hoeft te weten.” Letterlijk genomen is Keats’ gelijkschakeling van waarheid en schoonheid (om maar niet te spreken van zijn bewering dat dit de som van alle kennis is) een overdrijving, maar het is wel waar dat waarheid en schoonheid met elkaar verbonden zijn. Het probleem met sommige moderne en postmoderne kunst is dat ze waarheid ten koste laat gaan van schoonheid. Ze vertelt alleen de waarheid over lelijkheid en vervreemding, maar laat de schoonheid van de schepping en de verlossing daarbij weg. Een groot deel van de zogenaamde christelijke kunst neigt naar het tegenovergestelde probleem, daar ze schoonheid probeert te tonen zonder de waarheid van de zonde te erkennen. Wat dit betreft is ze niet waar en oneerlijk over de tragische gevolgen van onze verlorenheid. Denk aan alle zonovergoten, sentimentele landschappen die een ideale wereld laten zien die niet is aangetast door de zondeval, of de lichte, opgewekte melodieën die het christelijke leven weergeven als een bestaan van onverdeeld geluk. Zo’n wereld mag prettig zijn om je voor te stellen, maar het is niet de wereld waar God zijn Zoon heen stuurde om haar te redden.
Dus wat voor kunst voldoet aan Gods maatstaven zoals die uitkomen in de tabernakel? Niet kunst die moreel slecht, onwaar of lelijk is, maar kunst die het goede, het ware en het mooie belichaamt. Met andere woorden, onze kunst moet overeenkomen met het karakter van onze God, die zelf goed, waar en mooi is. De Bijbel zegt dat God goed is en goed doet (zie Ps. 107:1; Ps. 119:68), dat Hij waarheidsgetrouw en waar is (zie. Jes. 45:19; 1 Tess. 1:9) en dat Hij liefelijk is in zijn verschijnen (Ps. 27:4; NBG vertaling). En nu zegt deze goede, ware en mooie God tot ons, in woorden die als een beginselverklaring voor christendom en kunst zouden kunnen dienen: “Schenk aandacht aan alles wat waar is, alles wat edel is, alles wat rechtvaardig is, alles wat zuiver is, alles wat lieflijk is, alles wat eervol is, kortom, aan alles wat deugdzaam is en lof verdient” (Fil. 4:8). Hoewel dit vers bredere implicaties heeft voor het hele christelijke leven, biedt het ook een stelsel van ethische en esthetische normen voor de kunstenaar en voor kunst.
Dit betekent niet dat goedheid, waarheid, en schoonheid altijd makkelijk te definiëren zijn (vooral schoonheid niet). Het betekent ook niet dat christelijke kunstenaars nooit iets afzichtelijks kunnen afbeelden. Want de lelijkheid van de gevallen wereld is waarheid. Het christendom levert zelfs de beste verklaring voor die lelijkheid in zijn leer van de zondeval: de wereld aangetast door de zonde. Francis Schaeffer identificeerde dit als het tweede thema van de christelijke kunst, namelijk de verlorenheid van de mensheid zonder Christus en de zondige zijde van het leven van een christen. Maar we worden altijd weer toegetrokken naar de schoonheid die blijvend is – de waarheid van wat we waren, wat we zijn, en wat we kunnen worden in Christus. Volgens Schaeffer is dit het hoofdthema van de christelijke levensbeschouwing: de genade van God die betekenis en zin aan het leven geeft. In een wereld die lelijk is geworden door de zonde toont de christelijke kunstenaar de aannemelijkheid van de verlossing door goed werk te maken dat waar is in zijn schoonheid.
Vertaling: Marleen Hengelaar-Rookmaaker
Dit is een hoofdstuk uit P.G. Ryken’s boek Art for God’s Sake. A Call to Recover the Arts, P&R Publishing - Philipsburg, 2006.
Philip Graham Ryken is President van Wheaton College in Wheaton, Illinois, USA.