Artikelen
De verbeelding als weg naar waarheid - Lucy Shaw
De verbeelding: die andere weg naar de waarheid
door Luci Shaw
Als God ons iets duidelijk wil maken, doet Hij dat niet door middel van leerstellingen of abstracte bewoordingen, maar door middel van beelden.
Waarheid is een gevoelig onderwerp, een afschrikwekkend woord. Het klinkt zo onomstotelijk, zo plechtig, er is niets luchtigs of informeels aan, zodat we er geen grappen over kunnen maken zonder ons er ongemakkelijk bij te voelen. Ze vereist hard nadenken, onze totale betrokkenheid – en nog kunnen we er niet bij. Want nadenkende mensen hebben lichtjarenlang naar waarheid gezocht en toch bleek die eeuwig ongrijpbaar, onze definities overstijgend.
Hoewel haar gedaante ons ontsnapt, voelen we aan dat de waarheid verband houdt met hoe de dingen echt zijn, dat ze verder reikt dan de naakte feiten, dat ze de kern is, de wortel der dingen, de keiharde ondergrond. (Maar let wel hoe voor een definitie van waarheid gedwongen worden om beelden te gebruiken als kern, wortel, keihard, ondergrond. Vanwege haar verontrustende abstractie, haar grootsheid en ondoordringbaarheid moeten we symbolen kiezen om haar meer beheersbaar te maken, concreter.)
We associëren waarheid met consequentheid. Ze is weliswaar onveranderlijk, maar nooit onregelmatig, en hoewel ze onbereikbaar voor ons lijkt, denken we gewoonlijk toch dat het goed is haar te vinden, een medicijn voor onze onzekerheid en rusteloosheid omdat ze ons iets zekers en vasts belooft. Laten we eens kijken naar twee citaten, die twee wegen weergeven om bij de essentie van de waarheid te komen:
1. “De enige waardevolle kijk op openbaring is rationeel -verbaal … Waarheid bestaat uit definieerbare stellingen” (Carl F.H. Henry in God, Revelation and Authority).
2. “Dus de wereld gebeurt twee keer - / eerst zien we haar als zij is / en vervolgens vertaalt ze zichzelf in legenden, diep, zoals ze is” (William Stafford).
In de eerste stelling wordt waarheid gepresenteerd als een abstractie, die we moeten proberen te achterhalen door middel van analyse, redenatie, logica en verbale symbolen (woorden) die zelf abstract zijn. Woorden en stellingen zijn leeg als ze worden gescheiden van datgene waarnaar ze refereren. Zij gaan altijd over iets anders. En de bruggen die door abstracte stellingen worden geslagen tussen ons verstand en de werkelijkheid halen de overkant van de rivier niet echt.
Het tweede voorbeeld, afkomstig van een hedendaags dichter, toont ons ‘de wereld’ op twee niveaus. Eerst doet deze zich oppervlakkig aan ons voor, “zoals we haar zien,” en vervolgens “diep, zoals ze is.” De sleutel tot deze diepere verschijningsvorm is “vertaalt zichzelf in legenden”, wat staat voor een andere weg naar de waarheid, die van mythes, verhalen, beelden. De observatie dat de wereld zichzelf in legenden vertaalt, suggereert ook dat waarheid actief zelfopenbarend is – een opwindend maar nauwelijks nieuw idee voor de christen. Denk maar aan “De hemel verhaalt … het uitspansel roemt …. De dag zegt het voort aan de dag die komt, de nacht vertelt het door aan de volgende nacht” (Psalm 19).
Maar deze ongelijksoortige wegen naar de ware werkelijkheid schijnen elkaar uit te sluiten, of zijn althans niet met elkaar te verenigen. We merken dat we ze met een duidelijke voorkeur tegenover elkaar zetten: het objectieve tegenover het subjectieve, kennis tegenover intuïtie, lineair denken tegenover het associatieve van de verbeelding. De twee benaderingen schijnen ook te worden vertegenwoordigd door verschillende persoonlijkheidstypes: zij die van een afstand de boel bekijken, beheerst analyserend, en dan de informatie zo organiseren dat deze overeenkomt met de patronen waarmee ze vertrouwd zijn in de wereld van de materie en hun gedachten; en zij die diepgaand voelen, emotioneel betrokken raken, impulsief handelen in reactie op een instinctief gevoel dat vraagt om reactie en expressie. De dichter-biochemicus Walter Hearn, die zich beweegt in beide werelden, vertelt ons in het voorwoord van Eugene Warrens gedichten Geometries of Light dat “moderne hersendetectors twee onderscheiden manieren van activiteit hebben gevonden in verschillende delen van de menselijk geest.” “Onderscheidend tussen intuïtieve/gevoelige ‘rechterhersenhelft’ mensen en rationele/analytische ‘linkerhersenhelft’ mensen stelt hij dat “tot nu toe de neurologen die dit onderscheid onderkennen ons niet erg geholpen hebben om ‘helehersen’ mensen te worden. De meeste dichters zijn ook niet erg behulpzaam.”
In een toenemend technologische samenleving die de wetenschap ziet als opperste bron van oplossingen voor alle problemen, schijnt de macht in de handen van de ‘linkerhersenhelft’ mensen te vallen. Op dit punt kunnen de dichters, kunstenaars, intuïtieve denkers de samenleving misschien helpen het gebrek aan evenwicht op te heffen door ons allen op te roepen de verbeelding te erkennen, te ontwikkelen en op een goede manier te gebruiken.
Het woord verbeelding benoemt ons vermogen om in onze geest beelden te zien en scherp te stellen. Het woord beeld is op zijn beurt afgeleid van imitari, imiteren, en houdt verband met het woord symbool, wat ‘hetzelfde als’ betekent. Metafoor voegt daaraan het idee toe van een overdracht van betekenis van het ene object naar het andere, de beide verbindend op basis van analogie. Een beeld of symbool is een overeenkomst met de werkelijkheid. Het is hetzelfde en het is niet hetzelfde. Ook zelf vol werkelijkheid verwijst een symbool tegelijkertijd naar een meer betekenisvolle werkelijkheid. Bij het avondmaal bijvoorbeeld spreken de symbolen van brood en wijn over Jezus’ lichaam en bloed. Brood en wijn zijn materieel reëel en worden bijna universeel gezien als het oerbeeld voor voedsel en drinken. En terwijl ze zijn als Jezus’ lichaam en bloed (in kleur, in structuur, in vorm – vast en vloeibaar), zijn ze het ook niet. Want brood en wijn zijn alledaags, maar Christus’ lichaam en bloed zijn uniek, gebroken en vergoten ‘eens voor allen’. Het is onze verbeelding die de naakte symbolen van lichaam en bloed naar een ander niveau tilt, waarop we hun betekenis waarnemen – Jezus zelf, gebroken en beschikbaar gemaakt ten behoeve van ons geestelijk leven en voedsel.
Net als wij zijn lichaam
bij zijn donkere geboorte en dood
in onze vingers hadden,
breken we nu, opnieuw, om beurten
de witheid van zijn brood,
en zijn verbeelde leven
tegen de koele rand van de beker proevend
nemen wij hem in.
(Uit het gedicht van de auteur ‘Bethany Chapel’)
Jezus herinnert ons aan het belang van het hebben van ‘ogen die zien’. Een uitvinder ziet iets in zijn geest en reproduceert dat vervolgens in staal of plastic. Een componist als Moussorgsky schrijft: “Op een dag dat het sneeuwde zag ik door mijn raam plotseling een kleurrijke groep boerenvrouwen verschijnen, lachend en zingend. Het beeld dat dit in mijn geest achterliet vertaalde zich in een muzikale vorm.” C.S. Lewis beschreef het gemak waarmee hij verhalen schreef: “Alles begon met beelden …” en “Bij mij lijkt het proces op vogels spotten … ik zie plaatjes.”
Hier is een oefening. Als je het woord ‘winter’ leest, wat zie je dan in je geest? Als je bij mij was geweest in de beruchte winter van ’78 zou je in je herinnering het gewicht van de sneeuw op de daken zien, de verstopte straten, de stoepen smal als tunnels. (Wat ik me het best herinner is de grote broodvormige homp sneeuw die lag te rijzen op onze veranda!) Maar de verbeelding geeft ons meer dan herinneringen. Als we haar op de juiste wijze inschakelen geeft ze ons sleutels in handen voor de betekenis van ervaringen. Wat voor betekenis heeft de winter voor jou?
Onder het sneeuwen
liggen de bladeren stil.
Bruine dieren slapen
door de storm, onwetend,
achter de wal
en de bevroren heuvel.
En net zo diep
zoeken in de dichtgesmeerde stroom
de langzame vissen zich een weg
door hun eigen donkere,
stilstaande droom.
Wie op aarde zou durven hopen
op een nieuw begin
als de korst van de sneeuw
en het ijs dunner worden?
Wie zou kunnen bedenken
dat de nacht zou kunnen opleven
met warmte en ontwaken
komend, kruipend,
naar doorweekte wortel en vin en vacht
en andere dingen eenzaam
en koud en slapend?
(Uit het gedicht van de auteur ‘Under the Snowing’)
Dit simpele natuurgedicht zit vol verwijzingen naar een diepere werkelijkheid: de hele afgestorven schepping wacht op de lente van de verlossing, op de wekkende aanraking van de Schepper, op de wedergeboorte zoals die uiteindelijk zal plaatsvinden. En hier wordt betekenis afgeleid uit een natuurlijk fenomeen of beeld, omdat de verbeelding over de kloof springt van de oppervlakterealiteit van de winter naar een betekenis die daarachter ligt, op een ander niveau.
Thomas Howard merkt in Chance or the Dance op dat “het in de aard van de dingen ligt om te verschijnen in beelden – koninklijkheid in leeuwen en koningen, kracht in stieren en helden, ijver in mieren en bevers … verschrikking in oceanen en donder …. De neiging om overeenkomsten te bespeuren tussen dingen verandert die dingen in beelden van iets anders zodat het op alle niveaus wordt gevoeld dat dit dat suggereert.” Een van de symptomen van onze tijd is de tunnelvisie waarmee we het universum in fragmenten opdelen. Vanwege de buitensporige complexiteit van het bestaan kunnen we niet meer dan een paar facetten tegelijk bekijken. Het resultaat is dat ieder van ons zijn eigen smalle kleine ding doet – politici, boeren, huisvrouwen, musici, kooplui, monteurs, neurochirurgen. Zelfs mensen als Buckminster Fuller of Isaac Asimov of C.P. Snow kunnen het geheel niet overzien. Het is mijn hoop dat creatieve christenen door middel van hun ‘gedoopte verbeelding’ mogen helpen het universum te integreren door hun blik te verwijden en scherp te stellen en door de ogen van God te zien, door de mens en zijn omgeving te aanschouwen en te zeggen: “Ja, ik zie. Dit is als dat en het is veelzeggend.” Hier kunnen de kunstenaar en de analist, de dichter en de pragmaticus samenwerken, terwijl ze het verstand met de verbeelding verbinden.
De beelden in de geschapen wereld om ons heen communiceren waarheid. Dit is Gods algemene openbaring, want “zijn onzichtbare eigenschappen zijn vanaf de schepping van de wereld zichtbaar in zijn werken, zijn eeuwige kracht en goddelijkheid zijn voor het verstand waarneembaar” (Romeinen 1:20) Het woord dichter betekent ‘maker’ en God, de Eerste Dichter, hecht – in zijn speciale, directe openbaring de Bijbel – zijn goedkeuring aan de manier waarop de verbeelding de waarheid waarneemt door zijn constante gebruik van beelden om aardse verschijnselen te verbinden met de geestelijke werkelijkheden die in het hart van de waarheid liggen.
Jezus zei dit is als dat: zaaier en zaad, gevonden verloren schaap, kostbare parel, koren en kaf. (Robert Frost definieert gelijkenissen als “een verhaal dat betekent wat het zegt en nog iets meer. En in het Nieuwe Testament is dat iets meer het belangrijkste van de twee.”) We worden gevraagd om ons de kerk als een menselijk lichaam voor te stellen, als een bruid, als een gebouw gevormd door levende stenen, als zout, als licht – uiteenlopende maar duidelijke beelden waarin we onszelf kunnen zien en die ons meer doen begrijpen van onze rol als christenen.
Kijk naar het Lam en de Leeuw. Het Lam zegt: eenvoud, zachtmoedigheid, witte vacht, klein, onschuld, zuiverheid, hulpeloosheid, onderwerping aan het offer. De Leeuw zegt: macht, groot, ongetemde kracht, gouden manen, grootsheid, moed. Hoe paradoxaal dat beide beelden worden gebruikt voor Christus! Geen van beide is een volmaakt beeld; ieder symboliseert verschillende karaktertrekken van dezelfde oneindige Persoon.
De rechtvaardige, met God levende persoon wordt door David verbeeld als een groene olijfboom; door Jesaja als een eik, geplant door God; door Jeremia als een boom aan de rivieroever. En in Hosea vergelijkt God zichzelf met een altijdgroene boom die zijn volk in alle seizoenen van fruit voorziet. Denk aan het schaap en de schaapherder. Denk aan de Morgenster. Zoek ze op en stel je ze voor, deze en de duizend andere waarheidonthullende metaforen in de Bijbel.
En als God ons, zijn volk, iets duidelijk wil maken, hoe doet hij dat dan? Door een leerstuk? Door een rationeel, abstract dogma? Nee. In Jesaja 1:18 toont Hij ons een beeld dat we allen kunnen zien: “Laten we zien wie er in zijn recht staat. Al zijn je zonden rood als scharlaken, ze worden wit als sneeuw, al zijn ze rood als purper, ze worden wit als wol”, een sprekend beeld dat we kunnen negeren noch vergeten, want het hecht zich vast in onze verbeelding. God zegt: dit is als dat; onze zonde, een vlek zo hardnekkig verfstof is eruit gebleekt en we worden door God gezien als sneeuw-zuiver of vacht-wit in het licht van de goddelijke verzoening en vergeving. Beeldspraak werkt als een sleutel tot de waarheid als God zichzelf aan ons openbaart in duizend beelden krachtiger dan woorden die tot leven komen om de waarheid te belichamen.
Annie Dillard spreekt van Christus
toegekurkt in een fles: de wijn dragend
naar het avondmaal in een tas op haar rug
voelt ze hem lekken, haar verborgen valleien
verlichtend door de ruimtes
tussen haar ribben. Noch kunnen we hem
ingesloten houden in een beker. Hij wordt altijd
uitgegoten voor ons als wij samenkomen.
& zie hoe hij overloopt, heet, licht,
zijn oceanen glanzend als wijn
die al de fjorden overstroomt tussen
de beenderen van onze continenten.
Annie Dillard vroeg eens: hoe
kunnen we ons God ooit herinneren?
(De dood vergeet en we gaan allemaal dood.)
Maar echt, het doen herinneren is Gods
zaak. Hij zal er op toezien
voorbij flitsend met zijn achterkant, nu,
dan, langs onze uitholling in de rots.
Zijn metaforen zijn vele, waaronder
het ingestelde feest waarbij
onze tanden & tongen & kelen
zinspelen in onze harten op Gods lichaam,
ons het waarom van de vleeswording aanbiedend,
het hoe van viering.
(Uit het gedicht van de auteur ‘Two Stanzas: the Eucharist’)
Gepubliceerd in Christianity Today op 2 januari 1981
Vertaling: Marleen Hengelaar-Rookmaaker