Protestantse beeld na de beeldenstorm - J. Wubs
Beeld na de Beeldenstorm: Een bijzonder tiengebodenbord
door Jacolien Wubs
Schilders als Pieter Saenredam en Emmanuel de Witte zijn er beroemd mee geworden: het sfeerbeeld van het Nederlandse kerkinterieur als een door gewitte muren gedomineerde ruimte. Dit beeld heeft zich geworteld in ons collectieve geheugen. Vóór de Reformatie nam beeldende kunst een belangrijke plaats in, in de kerkruimte en ook in de geloofsbeleving van de kerkgangers. Na de Reformatie kwam horen van het gesproken Woord daarvoor in de plaats, zo is de heersende gedachte. Toch is er ook zoiets als een vroege protestantse beeldcultuur. Na de Beeldenstorm en Reformatie werd gezocht naar nieuwe manieren om de kerkruimte in te richten en te verfraaien. Een treffend voorbeeld van de manier waarop kerken na de Reformatie werden ‘aangekleed’ is het wetsbord. In veel oude protestantse kerken is vandaag nog zo’n bord uit de zeventiende eeuw te zien, waarop in sierlijke letters de tien geboden geschilderd zijn. Een bijzonder exemplaar is te zien in de Cunerakerk in Rhenen.
Al snel na de overgang van veel kerken naar de gereformeerde religie was de inrichting van de kerk onderwerp van discussie. Zo sprak in 1581 een synode zich uit over het versieren van kerken met teksten op borden en muren:
(..) Gelyck het pryselick is, dat men de kerkcken becleedet met heerlicke sententien uut der heyligen schrift, alsoe ist goet, dat men in de randen te maecken voirsichtige matigheyt houde, ende voornemelick acht men ergerlick voir de swacke, lasterlick voir de tegenparthye ende sorgelick voir de Papisten, dat men beeldnissen van menschen schildere by deselve schriften (…) (Acten van den synode particulier, gehouden bynen Rotterdam, begonnen den XXVen Aprilis 1581)
Het in beeld brengen van teksten uit de Bijbel wordt hier geprezen. Deze synode geeft wel restricties: ‘voorzichtige matigheid’ was belangrijk. De versiering moest niet té uitbundig worden. Het ging immers om innerlijke vroomheid en niet om uiterlijk vertoon. Ook het schilderen van mensen bij teksten wordt hier sterk afgeraden. In de middeleeuwse katholieke devotie konden heiligen voorspraak voor de gelovigen doen. Dat werd beslist afgewezen in de hervormingsleer. Juist de afbeeldingen van menselijke figuren konden ‘afgoderij’ in de hand werken. Zulke beelden werden geassocieerd met wat gezien werd als de ‘paapse’ heiligenverering.
Wetsborden waren een bij uitstek geschikte manier voor het opnieuw aankleden van de kerkruimte na de Reformatie. Op zo’n bord werd het Woord letterlijk in beeld gebracht. Een tiengebodenbord was niet alleen instructief, maar ook decoratief. Soms bestaat zo’n tiengebodenbord helemaal uit tekst. Vaak zijn de woorden omrand door een decoratieve omlijsting van rolwerk of bloemenmotieven. Op sommige borden is Mozes, die natuurlijk een belangrijke rol speelt in de Bijbelse vertelling rondom de tien geboden, ook afgebeeld. Het gaat dan meestal om een buste: een portret waarbij hij zo ongeveer vanaf de schouders is afgebeeld, boven de twee stenen tafelen.
Een bijzonder voorbeeld vinden we in de Cunerakerk in Rhenen, dat vermoedelijk rond 1600 is gemaakt. Twee levensgrote afbeeldingen van Mozes en Aäron flankeren hier de tekst van de tien geboden. Mozes is afgebeeld met een stralenkrans om zijn hoofd: volgens de oudtestamentische vertelling glansde zijn gezicht omdat hij God had gezien bij het ontvangen van de wetstafelen. Hier doet het denken aan een aureool waarmee heiligen voor de Reformatie werden afgebeeld. Het verhaal van Mozes die op Gods bevel water uit de rots slaat voor zijn dorstige volk is afgebeeld op de achtergrond. Het moet in de zeventiende eeuw een herkenbare voorstelling zijn geweest: Al vóór de reformatie werd Mozes op een soortgelijke manier afgebeeld. Datzelfde geldt ook voor Aäron, die afgebeeld is in zijn priestergewaden. In zijn rechterhand hand draagt hij een wierrookvat. Een opvallend detail is het gebaar dat hij met zijn linkerhand maakt. Dit is het gebaar waarmee de priester een zegen uitspreekt: een symbool dat in die tijd herinnerd moet hebben aan een katholieke priester.
Met het verbod op de afbeelding van menselijke figuren in het achterhoofd is de voorstelling in Rhenen natuurlijk heel opmerkelijk. De afbeeldingen zijn beter te begrijpen wanneer we kijken naar de voorreformatorische beeldtraditie. Mozes en Aäron waren vóór de Reformatie niet bekend als heilige figuren die voorspraak voor de gelovige konden doen. Ze werden geportretteerd als vrome voorbeeldfiguren, bijvoorbeeld in prenten met illustraties bij de tien geboden. Zulke afbeeldingen werden zowel voor als na de Reformatie geproduceerd. De voorstellingen moeten een vertrouwd beeld geweest zijn voor de kerkganger in de eerste tijd na de Reformatie. De figuren van Mozes en Aäron zullen herkend zijn, niet als heiligen om te aanbidden, maar als exemplarische oudtestamentische figuren die hoorden bij het verhaal van de wet. Dat maakte wellicht dat zo’n levensgrote afbeelding ook na de Reformatie geaccepteerd – of op z’n minst getolereerd – werd in de kerk.
Voldeed zo’n bord dan wel aan het ideaal van ‘matige voorzichtheid’ of zou het in de ogen van een vroege calvinistische theoloog toch te rijk versierd zijn? Dat is een vraag die openblijft, we weten niet hoe er in de tijd van de Reformatie op dit bord gereageerd werd. Zo’n bord illustreert wel mooi hoe de behoefte aan beeldende voorstellingen met de Reformatie niet verdween. Terwijl veel van de laatmiddeleeuwse katholieke inrichting was beschadigd en verwijderd, werden ook nieuwe vormen gezocht voor de inrichting en versiering van de kerk. Dat was een zoektocht waarbij de katholieke beeldtraditie voorzichtig doorklonk, en waarbij de praktijk ook kon afwijken van wat de gereformeerde leer voorschreef.
*******
Afbeelding: Tiengebodenbord, Cunerakerk Rhenen, c.1600, foto auteur.
Jacolien Wubs werkt aan de Rijksuniversiteit Groningen aan een promotieonderzoek naar tekstborden en tekstschilderingen in protestantse kerken. www.rug.nl/staff/j.wubs/