ArtWay

Kunstenaars openen onze ogen voor rijkdom en betekenis. Sandra Bowden

Kerk en kunst

België: Sint Martinuskerk in Latem

De Sint Martinuskerk in Latem, België  

door Jonathan Evens

Over Sint-Martens-Latem, Albert Servaes en de Sint Martinuskerk

1919 was een belangrijk jaar voor de 20e-eeuwse opleving van geloofskunst. Alexandre Cingria en anderen vormden in Zwitserland het Genootschap van Sint-Lucas en Sint-Mauritius en decoreerden honderden kerken in Zwitserland en elders. In datzelfde jaar werd ook de Ateliers d'Art Sacré opgericht in Parijs door Maurice Denis en Georges Desvallières. Deze zou eenzelfde rol gaan spelen in Frankrijk. Toch zag men, ondanks deze positieve ontwikkelingen, in 1919 al de eerste tekenen van geduchte tegenstand die de beweging zou oproepen.

Eveneens in 1919 kreeg de Vlaamse kunstenaar Albert Servaes opdracht tot het vervaardigen van een serie kruiswegstaties en een altaarstuk, de dood van Sint Theresia, voor de kerk van de Ongeschoeide Karmelieten in Luithagen, een voorstad van Antwerpen. Deze oogstten vanaf de expositie in Gent tot aan hun plaatsing in de kapel in Luithagen zowel lof als kritiek vanwege het gebruik van vervorming ten behoeve van de expressie. Zoals Lydia Schoonbaert stelde, nam het klassieke schoonheidsideaal aanstoot aan uitgehongerde lichamen, ingevallen gezichten en een onvoltooide uitvoering (Ecce Homo, ed. Jos Huls). In 1921 resulteerde een decreet van het Heilig Officie, gebaseerd op Canon 1399.12 die stelt dat afbeeldingen niet 'ongebruikelijk' mogen zijn, in de verwijdering van de staties en het altaarstuk uit de kapel.

Albert Servaes: Aan het kruis, kruisweg Luithagen, 1919

Servaes was in 1905 verhuisd naar Sint-Martens-Latem, waar hij deelnam aan wat nu bekend is als de Tweede Latemse School, waaraan ook Frits Van den Berghe, Constant Permeke, Léon De Smet en Gustave De Smet deelnamen. Gustave Van de Woestyne, Valerius De Saedeleer, George Minne en Alfons Dessenis vormden de Eerste Latemse School. Robert Hoozee schrijft in Belgian Art 1880 - 1914 dat de kerngedachte van de kleine kunstenaarskolonie was om te zoeken naar betekenisvolle spirituele kunst.

Van George Minne werd meer dan eens door critici gezegd dat hij een 'gotische ziel' had. Hij haalde zijn inspiratie uit middeleeuwse thema's en vormen en zijn gehele oeuvre is doordrongen van religiositeit. Hoozee schrijft in Impressionism to Symbolism dat het werk van Minne ‘perfect het spirituele expressieve streven van het symbolisme weergeeft, ingebed als het was in de elegante vormen van de art nouveau.’ Men zag bij Van de Woestyne, net als bij Maurice Denis die zijn werk beïnvloedde, dat hij 'de bijbelse boodschap verbond met een geïdealiseerd landschap, afgesneden van de geïndustrialiseerde samenleving' (Cathérine Verleysen in Maurice Denis: Earthly Paradise). Zijn werk combineerde diepe religieuze toewijding met een realistische, soms mystieke gevoeligheid.

Werk van deze kunstenaars is te vinden in het Gemeentelijk Museum Gevaert-Minne in Latem (en ook in andere musea in Deinze, Gent en Latem). Dit museum is de vroegere woning en werkplaats van de kunstenaar Edgar Gevaert (1801-1965), die huwde met Marie Minne, de oudste dochter van George Minne. Gevaert bouwde dit huis met atelier in een stijl die klooster- en gotische invloeden combineert met de stijl van plattelandshuizen. Het museum opende in 1994 en herbergt naast het werk van Gevaert schilderijen en beelden van George Minne, Xavier De Cock, Albert Servaes, Gustave Van de Woestyne, Valerius De Saedeleer, Frits Van den Berghe, Gustave en Leon De Smet en Constant Permeke.

Servaes arriveerde in 1905 in Sint-Martens-Latem en de diepe geestelijke toewijding van zowel de kunstenaars als de lokale boeren stimuleerde zijn eigen geloof dermate dat hij Vader Jeroom van de Ongeschoeide Karmelieten in Gent aannam als zijn geestelijk leider. Schoonbaert merkt op dat het ‘neothomisme de basis was van de geestelijke verwantschap tussen Vader Jeroom en Kardinaal Mercier in België, met Titus Brandsma zijn mede-Karmeliet in Nederland en met Jacques Maritain en later met Raymond Régamy O.P., hoofdredacteur van Art Sacré, in Frankrijk.’

Onder leiding van Vader Jeroom onderzocht Servaes de spiritualiteit van de Karmelieten, waaronder ook die van mystici die de kruisiging tijdens hun gebeden visualiseerden. Servaes verbond deze spiritualiteit met het diepe besef van lijden dat nog na-ijlde in de samenleving na de Eerste Wereldoorlog. Zo werd hij een pionier in kruisigingen die het offer van Christus zagen als symbool voor het lijden van de mens. Maritain schreef terecht dat deze staties ‘duizelden van droefheid’.

Brandsma en Maritain behoorden tot degenen die Servaes trachtten te steunen toen hij tegenstand ondervond van de commissie van Luithagen. Toch voelde Servaes zich uiteindelijk verraden, toen Maritain zich van hem distantieerde door in de tweede editie van Art et scolastique te schrijven dat de staties ‘belangrijke theologische onjuistheden bevatten’. Terwijl Maritain nieuwe grenzen opzocht in zijn vriendschappen met kunstenaars en de ideeën die hij daardoor onderzocht, begreep hij ook hoe kerkpolitiek werkt en wanneer hij moest inbinden om zijn eigen bredere agenda op de rails te houden.

Ondanks de tegenstand bleef Servaes opdrachten ontvangen en maken voor kerken. Tijdens de Tweede Wereldoorlog kwam hij echter in opspraak doordat hij teveel betrokken raakte bij de culturele activiteiten van de Nazi's. Daarom vertrok hij na de oorlog naar Zwitserland, waar hij voor kerken opdrachten bleef maken.

Mijn dag in de Sint Martinuskerk in Latem begon als een van de meest rustige dagen van mijn kunstpelgrimstocht. Na een lange tocht vanuit Lyon en een late aankomst in Latem was het ontbijt een verademing in een kamer met uitzicht op de Leie. Zover het oog reikte zag je het vee grazen en konijnen huppelen in de velden. Het landschap was precies zoals de kunstenaars van Sint-Martens-Latem het zouden hebben geschilderd, afgezien van een groot akelig roodbruin beeld van een pitbull terriër op de oever van de rivier.

Sint-Martens-Latem is nu een van de welvarendste gemeentes in België. Een van de gevolgen voor een gebied dat een kunstzinnige reputatie verwerft, is dat men er graag wil wonen. Vaak heeft dit als negatief effect dat commerciële galeries in het gebied hun intrek nemen, die vooral burgerlijke kunst exposeren en verkopen. Van de oorspronkelijke radicaliteit blijft niets over.

Bij binnenkomst in de Sint Martinuskerk treft men echter iets geheel anders aan. In de doopkapel bevindt zich een houtskooltekening van Servaes. Met in gedachten de tegenstand die hij had moeten verdragen tegen de staties van Luithagen, inclusief de verwijdering van zijn werk dat een oprechte uiting was van zijn geloof in de kerk waar hij deel van uitmaakte, ontroerde het mij zeer dat een werk van hem, met eenzelfde uitstraling als de staties van Luithagen, werd getoond in dezelfde kerk en omgeving waarin zijn geloof en werk eerst samenkwamen.

Ander werk van de Latemse School in de kerk is een schilderij van Gustave Van de Woestyne met Maria die Sint Dominicus een rozenkrans geeft en een standbeeld van het Heilig Hart van George Minne. Op het kerkhof is ook nog het graf van Minne met een beeld van zijn hand van een rouwende vrouw.

De kerk geeft nog steeds nieuwe kunstopdrachten. De glas-in-loodramen in de kerk werden ontworpen door Harold Van de Perre (1978 en 1993). Ze tonen een reeks taferelen van de Annunciatie tot aan Pinksteren. De achterste ramen zijn afbeeldingen van de verheerlijking van Sint-Martens-Latem en het hemelse Jeruzalem met de apocalyptische visioenen van Johannes, terwijl in de doopkapel afbeeldingen zijn van Maria, Jozef, de geboorte van Christus, de sacramenten, de eucharistie en de Alpha en Omega. Het glas-in-lood van Van de Perre kan worden gevonden in kerken of kapellen in Oudenaarde, Diksmuide, Brugge, Gent, Dendermonde, Tongeren, Nederboelare, Antwerpen, Lille, Aarschot, Zwijndrecht, Meschede (Duitsland) en in de Pietermaaikathedraal, Willemstad (Curaçao).

In 1966 schonk de kunstenaar Maurice Schelck een schilderij, die boven het altaar aan de rechterkant hangt, waarop Sint Martinus zijn mantel deelt met een bedelaar. De kruisweg uit 1983 zijn het werk van keramist Paul de Bruyne. Ander hedendaags werk is van Omer Gielliet (beeld hierboven), Valere, Erna Roelens en Dick Gryse. Zoals in veel Belgische kerken is hedendaagse kunst hier geïntegreerd met vroeger werk in een mengeling van verschillende stijlen die, hoewel niet expliciet op elkaar afgestemd, toch een bepaalde integriteit bezit. Het is bijzonder bemoedigend om te zien dat kerken, die al een rijke kunstzinnige erfenis bezitten, kunst uit hun eigen tijd hieraan willen toevoegen. Op deze plek kan men dit beschouwen als de voortzetting van de nalatenschap, die door de kunstenaars van de Latemse School in het leven werd geroepen.

***

Sint Martinuskerk, Dorp 1, Sint-Martens-Latem. 

Gemeentelijk Museum Gevaert-Minne, Kapitteldreef 45, Sint-Martens-Latem.