Frankrijk: De Sint Theresiakapel in Hem
Hem, Frankrijk: Sint Theresiakapel van het kind Jezus en het Heilige gelaat
door Jonathan Evens
De Sint Theresiakapel van het kind Jezus en het Heilige gelaat (Chapelle Sainte-Thérèse-de-l’Enfant-Jésus et de la Sainte-Face) in Hem, Frankrijk, werd ontworpen door Hermann Bauer en gebouwd in 1956-1958. De mozaïeken en ramen van Alfred Manessier, sculpturen van Jean Roulland en Eugène Dodeigne en een wandkleed met het Heilige gelaat van de Plasse Le Caisne studio naar een schilderij van Rouault maken deze de kerk een fraai voorbeeld van sacrale kunst na de Tweede Wereldoorlog.
Ik was naar Hem gekomen om het werk van Manessier te zien, niet wetend dat er ook een werk naar ontwerp van Rouault zou zijn, een van mijn favoriete kunstenaars. De combinatie van Rouault en Manessier in een gezamenlijke ruimte is passend, aangezien Manessier door Werner Schmalenbach werd omschreven als "de enige grote schilder van christelijke kunst in onze tijd na Georges Rouault".1 In 1947 kreeg Manessier bezoek van Rouault die hem adviseerde glas-in-lood te gaan ontwerpen. Van 1948 tot 1950 werkte Manessier aan zes ramen voor de Kerk van de Heilige Agatha in Bréseux, waarna hij in Hem het moderne concept van glas-in-loodarchitectuur verder ontwikkelde.
Roualt was een figuratieve expressionist die zowel circusartiesten, prostituees en gerechtsdienaren schilderde als het iconische Heilige gelaat van Christus. Hij schilderde deze personages "als aangrijpende vertegenwoordigers van de ellende van het menselijk bestaan", met daarbij de verzekering dat "het voortgaande lijden van Jezus Christus goddelijke zin geeft aan het menselijk bestaan".2 Hij gaf een overzicht van zijn visie in verscheidene studies getiteld: Sunt lacrymae rerum (Er zijn tranen in het hart van de dingen), een citaat uit de Aeneis van Vergilius.
De afbeelding van het Heilige gelaat op het wandtapijt in de Sint Theresiakapel, gebaseerd op een schilderij uit 1946 van Rouault dat zich nu bevindt in het museum van het Vaticaan, benadrukt "de overwinning op de dood", die Rouault (en de wevers van het kleed)) tot uitdrukking bracht "door het gelaat een serene uitdrukking te geven met wijd open ogen en door rustige harmoniërende kleuren te gebruiken". Rouault was in de leer geweest bij een glas-in-loodmaker en maakt in zijn werk vaak gebruik van dikke zwarte omtreklijnen, die regelmatig worden vergeleken met de loden glas-in-loodlijnen. Toch kreeg hij pas op late leeftijd opdrachten voor glas-in-lood, terwijl Manessier, nadat hij Rouaults advies had opgevolgd, zo'n zeventig ramen creëerde.
Manessier werkte (in tegenstelling tot Rouault) lyrisch abstract en zag glas-in-lood minder als een ontwerp dan als "het scheppen van een met licht gevulde architecturale eenheid, zowel ontworpen als uitgevoerd door de schilder",3 zoals hij het uitdrukte. Hoewel hij Rouaults betrokkenheid bij het lijden deelde, vermeed hij figuratieve afbeeldingen omdat zijn doel niet was het "portretteren van de mens op zijn lijdensweg, maar van het lijden zelf . . . en dit te vertalen door middel van overeenkomstige tekens en kleuren".4 “Ik begin te schilderen,” zei Manessier, “als ik een samengaan ervaar tussen het tafereel dat ik voor ogen heb en mijn innerlijke gemoedstoestand. Dit zet een creatieve vreugde vrij waar ik naar verlang en die ik moet uiten."5 Zijn doel was in andere woorden om innerlijke ervaringen gestalte te geven in zichtbare vorm: "Meer en meer wil uitdrukking geven aan het innerlijk gebed van de mens."6 En abstractie was voor hem het middel om dit doel te bereiken. "Hoe verder ik doordrong in het non-figuratieve," zei hij, "hoe dichter ik naderde tot de binnenkant van de dingen."7
Manessiers artistieke benadering kwam voort uit zijn ervaring tijdens een retraite met de dichter Camille Bourniquel in het Trappistenklooster in Soligny-la-Trapp in 1943. Tijdens het Salve Regina op de eerste avond, "voelde hij de kosmische link tussen het sacrale gezang en de wereld van de natuur, die de stilte van de avondschemer binnenging." Op dit moment,” zei hij, "kwam de natuur tot vredige rust." Voor zijn geestesoog zag hij gezangen rijzen en dalen en hij dacht dat "als hij erin zou slagen dit innerlijke licht, dit ritme, deze betekenisvolheid te grijpen," hij "meer kon weergeven dan een zichtbare afbeelding van dit moment, namelijk de essentie ervan".8
Het glas-in-lood in de St. Theresiakapel in Hem is Manessiers poging om voor iedereen die de ruimte betreedt de ervaring op te roepen, die hij had in La Trappe Abbey. Deze met licht gevulde architecturale ruimte toont op kundige wijze het streven van glas-in-loodarchitectuur. Glas-in-lood bestaat hier niet uit ramen, maar uit muren met glas erin. Er is geen verhaal. In plaats daarvan omvat een kubistisch rooster van cement een grote rijkdom aan kleurschakeringen. Het spel van licht en kleur in de ruimte ademt de karmelitaanse spiritualiteit van Thérèse van Lisieux, de naamgenoot van de kapel en de inspiratie voor het ontwerp van Manessier. Glas-in-lood schept hier een spirituele ruimte, een sfeer van gebed en een glimp van de hemel.
Een andere kunstenaar van wie men hier werk kan vinden is Jean Roulland. Nadat hij in 1956 de beelden van Germaine Richier in de Dujardin Galerie in Roubaix ontdekte, ging hij zich op dit medium toeleggen, wat ertoe leidde dat hij vooral bekend werd door zijn getormenteerde bronzen beelden vervaardigd met de verlorenwasmethode. Zijn expressieve werk doet geen concessies aan de decoratieve aspecten van een beeld, maar focust geheel en al op de weergave van het menselijk lijden. Roullands werk wordt getoond in Calais, at Home and Away (Calais, d'ici et d'ailleurs), een expositieruimte in het Musée des Beaux-Arts in Calais die dient ter introductie van de kunstenaars van de stad.
Roulland was binnengehaald door Philippe Leclercq, de rijke fabrikant die de kapel in Hem liet bouwen. Hij ontving van hem de opdracht een buste te maken van Paus Johannes XIII (afbeelding hierboven) en een processiekruis (Christ de Procession). Het processiekruis toont de invloed van Richier doordat Christus hier, net als bij het kruis van Richier in Assy, één wordt met het kruis door hem zo minimaal mogelijk af te beelden. Het effect hiervan is de nadruk op de onmenselijke staat waartoe marteling, kwelling en lijden ons reduceren. De crucifixen van deze twee kunstenaars maken deel uit van een stroming in de twintigste-eeuwse kunst die het lijden van de gekruisigde Christus op één lijn stelt met dat van de talloze slachtoffers van vervolging, marteling en oorlog.
Roulland was een goede vriend van Eugène Dodeigne en tevens lid van de Groep van Roubaix, een groep kunstenaarsvrienden van gezamenlijke noordelijke afkomst. Dodeigne heeft gezegd dat hij het beeldhouwen ziet als een worsteling met het materiaal; een worsteling die men kan waarnemen in de spanningsvolle oppervlakten gehouwen uit de blauwe kalksteen van Soignies, die hij maakte nadat hij in 1949 naar Bondues in Noord-Frankrijk verhuisde. Zijn kleinere werken van kalksteen, zoals hier zijn sculptuur van Sint-Theresia, zijn in tegenstelling hiermee juist zeer gepolijst. Zijn werk, van zowel monumentaal als bescheiden formaat, getuigt van een meesterlijk evenwicht tussen vlakken en krachtige lijnen.
Ondanks de aanwezige werken van Rouault, Roulland en Dodeigne is het Manessiers glas dat de toon zet in deze kapel en de spiritualiteit oproept die deze buitengewone plaats doordrenkt. Terugkijkend op de tentoonstelling van Manessier op de Biënnale in Venetië in 1962 – waarvoor hij de internationale schilderprijs kreeg (de laatste keer dat een Frans kunstenaar deze prijs werd toegekend) – had Jacques Lassaigne het over Manessiers "majestueuze orkestratie van heldere tonaliteiten en zuivere ritmes". Laissagne suggereerde ook dat op diverse momenten tijdens Manessiers rijke carrière "een tijd van meditatie en innerlijke transformatie hem in staat hadden gesteld om krachtige impressies te transformeren tot nieuwe manieren om een verborgen aanwezigheid op te roepen en te eren".9
Terugkijkend op mijn bezoek aan Hem blijken deze woorden een nauwkeurige beschrijving van de ervaring die ik had in de eerste kerk die ik bezocht op mijn kunstpelgrimstocht.
1 J. P. Hodin. Manessier. Santa Barbara, CA: Praeger Publishers, 1972.
2 W. Dyrness, Rouault: A Vision of Suffering and Salvation, William B Eerdmans Publishing Company, 1971.
3 Frances Spalding, “Part Three: A Sense of the Sacred?” March 20, 2012. Gresham College, Holborn, London.
4 J. P. Hodin. Manessier. Santa Barbara, CA: Praeger Publishers, 1972.
5 J. P. Hodin. Manessier. Santa Barbara, CA: Praeger Publishers, 1972.
6 J. P. Hodin. Manessier. Santa Barbara, CA: Praeger Publishers, 1972.
7 J. P. Hodin. Manessier. Santa Barbara, CA: Praeger Publishers, 1972.
8 J. P. Hodin. Manessier. Santa Barbara, CA: Praeger Publishers, 1972.
9 J. P. Hodin. Manessier. Santa Barbara, CA: Praeger Publishers, 1972.