ArtWay

Kunstenaars openen onze ogen voor rijkdom en betekenis. Sandra Bowden

Artikelen

(Post)modernisme en wij - René van Tol

Christelijke esthetiek – toespraak bij de onthulling van de muurschildering De rust op de vlucht naar Egypte op 30 november 2014 in de Obrechtkerk te Amsterdam 

door René van Tol 

Het christelijk denken heeft een revolutie veroorzaakt die zijn weerga niet kent. Deze revolutie steunt op het feit dat het allerhoogste zich verbonden heeft met het allerlaagste. De God van Israel, de God voorbij tijd en ruimte begaf zich in het tijdelijke. Hij incarneerde. Hij werd vlees. Hij begaf zich naar een angstaanjagende plek, een plek waar niemand wil vertoeven, namelijk naar een vluchtelingenkamp en vertrouwde zich toe aan twee vluchtelingen: Josef en Maria. U ziet het hier afgebeeld. De rust op de vlucht naar Egypte.

Deze daad van liefde was een absurde daad. Maar door deze daad kreeg de mens oog voor het zwakke en dat veranderde zijn denken. De mensheid begon te begrijpen dat het hoogste alleen bereikbaar was via het meest kwetsbare. ‘Wat je voor de minsten hebt gedaan heb je voor mij gedaan,’ zegt Christus. Vanaf dat moment werd de geschiedenis geschreven vanuit het gezichtspunt van de 'underdog'. De wereld werd anders. De wereld werd beschreven vanuit het laagste punt, vanuit de verworpene.

Het christelijk denken is daardoor gefundeerd op een paradox die een zo'n groot mogelijke wereld creëert. Het Almachtige wordt verbonden met het meest machteloze. Het eeuwige wordt verbonden met het tijdelijke. En omdat elke paradox om een verzoening vraagt, genereert het een voortdurende revolutie. Een christelijke revolutie, en deze revolutie duurt nog steeds voort. Deze revolutie verspreidt zich over de wereld en is niet te stoppen. 

Maria, de moeder van Jezus begreep dat goed. Toen zij zwanger was van Jezus zei zij: ‘De rijken gaan met lege handen heen’ en ‘de armen zullen verzadigd worden.’ En verder: ‘Hij doet zich gelden met krachtige arm', ‘machtigen haalt Hij omlaag van hun troon.’ Toen ik het armpje van Jezus schilderde dacht ik: zo, dit is dus de arm die machtigen van hun troon stoot. Zie hier de incarnatie. Het is raar maar waar. 

Ik maak al geruime tijd werk geïnspireerd op de Bijbel. Ik heb mijn opleiding gehad in de tachtiger jaren van de 20e eeuw. Volgens mij heeft de moderne kunst zo rond 1990 zijn kracht verloren. Dit gebeurde in dezelfde periode als de val van de Muur. Misschien hebben die twee dingen wel iets met elkaar te maken. Dit betekent dat ik de laatste jaren van het modernisme heb meegemaakt. Na 1990 ging de spirit er uit en kwam de tijd van de navolgers. Toen ik op de academie zat, kwamen de Nieuwe Wilden in de aandacht. We zagen het allemaal: deze kunstenaars waren wel wild maar niet nieuw. Je kan heel gek doen, je kan op je kop gaan staan of je schilderij op de kop hangen, maar een epigoon blijft een epigoon. 

Ik zeg altijd tegen mijn kinderen dat ik de moderne kunst nog heb meegemaakt toen zij nog écht modern was, alleen om hun ogen uit te steken. Maar zij kijken mij schaapachtig aan en begrijpen niets. 

De 20e eeuw is de eeuw van de elkaar snel opvolgende stijlen. Symbolisme, kubisme, constructivisme, dadaïsme, de rij is oneindig. Het mooie van al deze ismen is dat zij heel intensief, in een hele zuivere vorm werden beleefd. Hun schoonheid lag in hun pure onbesmette vorm. De moderne kunst kenmerkt zich door het verlangen naar zuiverheid. De lijn werd zo ver mogelijk door getrokken, tegengeluiden overruled, het midden geschuwd. 

Toen ik naar de academie ging was die academie geheel mooi zuiver abstract; alles wat er in ging was abstract en alles wat er uit kwam was abstract. Ik was echter een ondankbare leerling. Hoewel ik abstract werk mooi vond, ging ik ’s avonds stiekem modeltekenen in een achteraf buurthuisje.

Op een goede dag had ik de moed om mijn probeersels aan mijn leraar te laten zien. ‘Deze dingen kon ik maar beter thuis laten,’ was het koele antwoord. Ik had zwaar gezondigd. Ik had de zuiver onbevlekte wereld van de abstracties bezoedeld met model- en kopstudies. Hoe kon ik? Later ontdekte ik dat mijn gezwabber te maken had met mijn katholieke geaardheid. Katholieken zijn natuurlijk standaard onbetrouwbaar en niet zuiver op de graad. 

De moderne mens dacht in kampen, met duidelijke grenzen en gezamenlijk keken ze vol verlangen naar de horizon. Het vreemde van al deze ismen is dat zij gepassioneerd omarmd, maar tegelijkertijd ook rádicaal gedumpt werden. Ze werden intensief beleefd, maar óók radicaal verworpen. Waren ze doorleefd, dan waren ze níet relevant meer. Zo ontstond een reeks van ismen, die ontstonden en weer verdwenen. De stijlen leken op fakkels die vel brandden, maar ook snel opbrandden. De stijlen werden op die manier uitgeput. En zo werd de 20e eeuw ook de eeuw van de vernietiging. Elk isme ging uiteindelijk verloren, omdat zij een verboden gebied werd. Zij werd taboe. We hebben het al gehad, zei men dan. Langzaam werd een patroon zichtbaar. Het nieuwe was op voorhand verdoemd, ten dode opgeschreven. Waarom nog vernieuwen? Het licht aan de horizon verbleekte. 

Er zijn grote denkers die beweren dat het taboedenken van de 20e eeuw niets anders heeft gedaan dan het creëren van een vuilnisbelt. Een vuilnisbelt van ideeën en tradities die wij niet meer willen. En zoals de grondstoffen van de aarde worden opgebrand, zo hebben wij ook misschien wel de ideeën van de wereld uitgeput, zo zeggen wij. Onze cultuur dan is een trashcultuur. We zitten op as. Het opbranden van onze stijlen komt, omdat we niet in staat waren datgene dat verworven was te bestendigen. 

Dit verklaart ook waarom de postmoderne wereld in wezen een wereld is zonder hoop. De 20e eeuw heeft de tijdstroom gretig omarmd. Zij ging met de tijd mee. Daardoor onderschatte ze het proces van erosie dat in de tijd verborgen lag. In de tijd vervallen de dingen. Hun bestendigheid vervalt. Door tijd ontstaat oneindige regressie. 

Hoewel nog veel mensen in de ontkenningsfase zitten, kunnen we er niet om heen dat het modernisme zich in een neergaande lijn bevindt. Maar er gebeurt ook iets anders. Er komt meer aandacht voor het midden. Chesterton zei dat de moderne kunstenaar een lijn zover doortrekt dat hij vergeet dat er aan de andere kant van de lijn zich ook nog iets bevindt. Nu echter zoekt men weer het midden. De extremen worden verlaten. Dat kunnen we zien aan het feit dat de fotografie sterk naar voren komt en dat het in is dat schilders met behulp van de beamer foto' s overschilderen. Men verlangt naar het midden. De foto is een midden, maar het is wel een 19e-eeuws midden. 

Wat is het midden precies? Dat is een vraag die mij als kunstenaar al lang bezighoudt. Deze vraag brengt mij bij de 7e eeuwse christelijke theoloog Maximus de Belijder (680-762). Hij heeft ook geschreven over het midden. Hij schreef: ‘Als de uiteinden niet in stand worden gehouden, dan verdwijnt het midden.’ Dit is mooi geschreven. Als wij het midden willen behouden, hebben wij polen of uiteinden nodig en die moeten we met elkaar verbinden. En dan zegt hij: ‘In dit systeem van harmonieuze saamhorigheid benadrukt elke kwaliteit als tegenpool de andere kwaliteit.’ De tegenpolen hebben elkaar nodig om elkaars kwaliteiten te bevestigen. Het andere, het vreemde, zorgt er voor dat een kwaliteit tot zijn recht komt. In zichzelf behaalt een kwaliteit niet zijn grootste intensiteit. Hier beschrijft Maximus de christelijke visie op liefde; de geliefden worden verbonden en worden daardoor meer zichzelf. Dan gaat hij verder: ‘En wel op zo'n manier dat er een beweging ontstaat, die stabiel is en een rust die voortdurend beweegt.’ Wat bedoelt hij hiermee? Nu, als de tegenpolen in evenwicht zijn dan ontstaat er rust. Tegelijkertijd is er beweging tussen de polen, doordat de kwaliteiten elkaar bevestigen. De een richt zich op de ander, de een beweegt naar de ander. 

De vroegchristelijke denkers waren erg bezig met tijd. Zij zochten naar de mogelijkheid om rust en beweging met elkaar te verzoenen. Gregorius van Nyssa uit de 5e eeuw zei: ‘Want dit is de grootste paradox van allen: dat beweging en rust hetzelfde kan zijn.’ De christelijke denkers waren zich goed bewust van het bederf die de tijdstroom genereerde. Zij kenden het proces van de oneindige regressie. Het vlees bederft, ideeën verliezen hun kracht, verliefdheden verdampen. De tijd die het verval in gang zet. Zij noemden deze val in de tijd de zondeval. 

Het proces van versplintering dat we in de 20e eeuw zien, dat kenden zij. Zij wilden dit proces ombuigen. Hun optie was om de tegenpolen in evenwicht te brengen en uit elkaar te houden. Dit evenwicht zorgt ervoor dat de kwaliteiten van de polen benadrukt worden. Je zou ook kunnen zeggen: vervolmaakt worden. Zo wordt de beweging bestendigd en door het evenwicht ontstaat er een cirkelbeweging die het bederf van de tijd ombuigt. Oneindige versplintering wordt dan oneindige potentie. 

Ik wil even een voorbeeld geven van hoe dit werkt vanuit de schilderkunst. Toen ik aan dit schilderij begon kreeg ik een foto opgestuurd van De rust op de vlucht naar Egypte van Caravaggio. In dit schilderij kunnen we goed zien hoe een cirkelbeweging in een kunstwerk verwezenlijkt kan worden. Caravaggio was een super 'realist' maar ook een super 'constructivist'. Deze twee hield hij heel knap in evenwicht. Zijn realisme valt echter het eerst in het oog. Zijn realisme is overweldigend. Op het punt echter dat dit realisme uitgeput raakt, ontstaat er een beweging naar een nieuwe wereld en worden zijn sublieme constructies zichtbaar. Zijn realisme kan nu tot rust komen. Het ligt als een akker braak, het kan zich vernieuwen. Vanuit het constructivisme kan men weer terug naar het realisme dat zich dan weer als nieuw voordoet. De cirkelbeweging is compleet. Tijd is omgebogen. Haar versplinterende werking is teniet gedaan. We zien hier tijdloze schoonheid. Voor mij is Caravaggio een groter realist en een groter constructivist dan menig 20-eeuws realist en constructivist. Misschien komt dat wel omdat hij een element in zijn werk inbouwt dat dat realisme en constructivisme totaal tegenspreekt en daardoor bevestigt. Het zijn deze tegendelen die elkaar versterken. 

En nu komen we weer bij het begin van mijn verhaal, het geheim van de Incarnatie. We zien dat haar karakter universeel is. Twee geliefden worden één en zij bloeien op. Door vrijheid op te geven worden zij zichzelf. God verbindt zijn Almacht met de machteloosheid van een kind in een vluchtelingenkamp, hij geeft zijn vrijheid op en zijn Almacht wordt zichtbaar. 

Caravaggio beperkt zijn realisme met constructies en zijn realisme wordt intens. Hier zien we de christelijke visie op creativiteit. Creativiteit ontstaat door beperking, door het opgeven van vrijheid. Christelijk gezien is de creatieve daad een daad van liefde. Liefhebben is het beperken van vrijheid.

Als een schilder een lichaam schildert ontdekt hij dat een lichaam een grens heeft. Die grens is scherp en moet getrokken worden. Anders bestaat zij niet. De expansie moet stoppen, anders wordt het lichaam vernietigd. 

De 20e eeuw heeft in zijn expansiedrift de stijlen opgebrand. Haar kunst lijkt op een groot vuurwerk. De mooiste pijlen werden afgeschoten. Het was groots. Maar wat nu te doen? Moeten we terug naar de 19e eeuw en foto's na gaan schilderen?  Dat is niet nodig. Want de 20e eeuw heeft in zijn romantische en tevens naïeve enthousiasme om de uiteinden te vinden, zonder dat zij het wist, een nieuw midden gecreëerd. Nieuwe uiteinden scheppen een nieuw midden. Dit nieuwe midden moet een gestalte krijgen. Een nieuw evenwicht moet gezocht worden. Hebben we dit gevonden dan kunnen we misschien zeggen wat Maximus de Belijder zei: ‘Geïncarneerd in deze universele gevoelsvolle broederschap is een idee van pure muziek, die door de wijsheid van God zelf is gecomponeerd.

*****

Voor meer over René van Tol, klik hier.