God heeft zijn gezicht verbrand - J-J. Suurmond
God heeft zijn gezicht verbrand - over kunst als epifanie
door Jean-Jacques Suurmond
Waarom is kunst nodig? Om zoveel mogelijk beelden te creëren. Dat brengt ons dichterbij de werkelijkheid die niet in één beeld te vangen is. De wereld kun je zien als één gigantisch glas-in-loodraam waardoor in ontelbare vormen en kleuren het goddelijk licht binnenvalt. Kunstenaars onthullen steeds weer andere glazen zodat we de wereld met nieuwe ogen zien.
Maar zelfs in onze beeldcultuur van tablets en smartphones lijden we aan beeldarmoede. We denken: dit is zus en dat is zo, dit is mooi en dat lelijk, dit is van God en dat niet. We verstarren en vernauwen de werkelijkheid. We kijken maar door een paar glazen van dat reusachtige glas-in-loodraam van de wereld. Dat is armoede. Op den duur kunnen die paar beelden stierlijk gaan vervelen zodat je concludeert: het zegt me allemaal niks meer, het geloof, de kerk, je baan, soms zelfs het leven zelf – je bent erop uitgekeken. De oplossing is dan niet een pilletje of therapie maar bekering. We overtreden namelijk het grote gebod: maak geen gesneden beelden om die te aanbidden, dus te verabsoluteren, ten koste van andere beelden. Kunst herinnert ons eraan dat de werkelijkheid, uiteindelijk de goddelijke Werkelijkheid, altijd meer is en altijd anders dan we denken of bevatten kunnen.
Glorie
Waarom wordt een kunstenaar gedreven om steeds nieuwe beelden te maken? Ten diepste, denk ik, is dat de inspiratie van de Gekruisigde. De theoloog Paul Tillich wijst erop dat in de kruisiging Jezus, als ‘het beeld van de onzichtbare God’ gebroken wordt. Zijn dood is de ultieme beeldenbreker en als zodanig het zwijgende slotakkoord van zijn prediking. Daarin gebruikt Jezus vele verschillende godsbeelden: God is een softe vader met twee zonen; hij is een vrouwtje dat, kont omhoog, onder bed een muntje zoekt; hij is een maffe landeigenaar die zijn arbeiders die een uurtje hebben gewerkt evenveel handje contantje geeft als zij die de hele dag in de hete zon hebben gezwoegd.
Jezus’ prediking en leven was zo ongewoon dat bij zijn leerlingen het vermoeden rees dat in hem God zelf op sandalen door Galilea sjouwde. Dat godsbeeld, dat tot Jezulatrie zou leiden, werd gebroken in de kruisiging. Tot het uiterste wijst Jezus van zichzelf af naar de beeldloze God. Hierdoor komt er een overvloed aan Geest, aan inspiratie en creativiteit vrij. In het Nieuwe Testament vinden we dan ook de vreemde uitspraak dat de leerlingen in de Gekruisigde ‘de glorie van God’ hebben gezien. Waar beelden gebroken worden, kan God gaan stromen en wordt de wereld vernieuwd. In de liturgie wordt dit uitgebeeld in het ritueel van het breken van het brood.
Hierin ligt ook de verzoenende kracht van de kruisiging, een belangrijk theologisch thema. Die breekt namelijk ook de vijandbeelden af die aan de basis liggen van haat en geweld. Dan zie je dat de ander geen ‘christenhond’ is of ‘moslimfundamentalist’ maar een mens die jou aankijkt.
God is beeldloos maar wij mensen kunnen niet zonder voorstellingen. Het beeldverbod betekent dan ook niet dat we geen beelden zouden mogen maken, zoals in de minimalistische opvatting van een Calvijn, Zwingli en Karl Barth.
In de schilderkunst zie je om andere redenen vanaf de 19e eeuw een parallelle ontwikkeling. Het groeiende besef dat we de werkelijkheid nooit objectief kunnen uitbeelden omdat we altijd onszelf meenemen, leidde tot een poging om te gaan voorbij de beelden. Het resultaat is abstracte kunst. Toch betekende dat niet het einde van de creativiteit, want ook een abstract schilderij is weer een vast beeld. Mondriaans Victory Boogie Woogie kun je elke dag in het Haags museum bekijken.
De ironie is dat gelovigen die beelden afwijzen, verbale beelden gaan verabsoluteren. Het bloed kruipt waar het niet gaan kan. Dan mag bv. een schilderij van de hemelvaart van Jezus niet in de kerk hangen, maar je wordt wel geacht te geloven dat de leerlingen zijn voeten nog net uit een wolk zagen bungelen.
Het zogenaamde beeldverbod verbiedt het maken van beelden niet, zoals in de monotheïstische godsdiensten vaak gedacht wordt. Het verbiedt het verabsoluteren, het ‘aanbidden’ van een vast beeld. Anderzijds zijn er mensen die weerbarstige beelden, zoals dat van God die van Abraham eist zijn zoon te offeren, wegrationaliseren. Dat godsbeeld vinden zij niet politiek correct. Maar God is niet dit en niet dat, zegt de oude mystieke theologie. De beeldloze God doen we alleen enigszins recht door een stortvloed van steeds weer nieuwe beelden – politiek correct of niet. Dat is in de Geest van de Gekruisigde zodat we iets opvangen van de doxa, de glorie van de mateloze God, de dieptestructuur van de werkelijkheid.
Kritisch
Spelen met beelden is daarom spelen met vuur. Je kunt door kunst geraakt worden, ontroerd, geoordeeld, door ontzag getroffen. Dat is openbaring: openbaring heeft altijd iets van een breuk, een schok. De Gekruisigde werd door joden ervaren als een schandaal (skandalon) en was voor de Grieken een dwaasheid. Het koninkrijk der hemelen breekt zich baan met geweld. Onze cocon van schijnzekerheden wordt opengebroken en we worden uit ons eigen middelpunt gesleurd.
Dat houdt een perspectiefverschuiving in. Door kunst kun je met nieuwe ogen naar de wereld gaan kijken. In ontzag zagen de leerlingen in de Gekruisigde wat Vermeer zag in een armoedig melkmeisje, Van Gogh in een doodgewone zonnebloem en Hockney in een zwembad. Sindsdien kijken we anders naar melkmeisjes, zonnebloemen en zwembaden. Het geschilderde beeld doet ons als het ware uitglijden de diepte in, zodat het een epifanie wordt. We krijgen oog voor het buitengewone in het gewone bestaan, voor de glorie van God in aarden vaten.
In 1952 schreef de dichter Lucebert: ‘Schoonheid schoonheid heeft haar gezicht verbrand’ en hij vervolgt:
‘zij troost niet meer de mensen
zij troost de larven de reptielen de ratten
maar de mens verschrikt zij
en treft hem met het besef
een broodkruimel te zijn op de rok van het universum’
Lucebert schreef dit vlak na de Tweede Wereldoorlog. Schoonheid troostte een ‘rat’ als Himmler die, terwijl de verbrandingsovens in de dodenkampen loeiden, zich in zijn paleis kitscherig liet troosten door geroofde kunst. Himmler was Kierkegaards ‘esthetische mens’ die het leven wil manipuleren voor zijn eigen behoefte en plezier. Zo iemand zal zich niet snel verzetten tegen zijn omgeving, zelfs niet als die mensonterend wordt, zolang die maar zijn of haar belangen dient. Hij ziet zichzelf als het centrum van het bestaan en alles, mensen, werk, moraal en ook kunst wordt daaraan ondergeschikt gemaakt. Himmler verwierp kunst die hij niet in kon lijven, die kritisch en onvoorspelbaar blijft, als ‘entartet’ (ontaard). Christus werd opnieuw gekruisigd.
Voorspelbaarheid is kenmerkend voor kitsch: die moet troosten, geruststellen, onze belangen dienen. In kitsch gaat het niet om de waarheid, niet om de glorie van God, maar om onze subjectieve gevoelens. Kitsch is daarom nooit verrassend of vurig louterend maar bevestigend en toedekkend. In het zigeunerjongetje met traan gaat het om onze emotie, niet om waarheid. Kitsch haalt ons niet uit ons eigen middelpunt, treft ons niet met een ontzag dat ons buiten onszelf brengt, maar bevestigt ons in ons zelfgeconstrueerde bestaantje. Kitsch, in de woorden van Lucebert, is voor ‘larven’ – zij die nog niet ontwaakt zijn als mens.
Een echt mens, zegt Lucebert, wordt door kunst ‘verschrikt’. In elke nieuwe tekening, elk nieuw schilderij verbrandt God als het ware zijn vertrouwde gezicht en kijkt ons anders aan. Die mateloosheid van de glorie van God roept ontzag op en vervult ons met het besef ‘een broodkruimel te zijn op de rok van het universum’.
Echte kunst heeft de kritische kracht van de Gekruisigde, de reden waarom kunstenaars, evenals gelovigen, vaak vervolgd worden. Een bekend voorbeeld vandaag is Ai Weiwei, de Chinese kunstenaar die breed bekend werd door zijn vogelneststadion in Peking. Hij wordt door de autoriteiten continu getreiterd vanwege zijn kritiek op de dictatuur.
Gods glorie, zijn waarheid en goedheid, ontmaskert onze illusoire beelden. Ai Weiwei behing een communistisch symbool met burgerlijke glaspareltjes. In de jaren 80 stond in een lutherse kerk in Hamburg een kunstwerk van Harald Frackmann. Het was een altaarstuk met een kruis en een grote foto van een geopend massagraf in een concentratiekamp. Het werk riep felle weerstand op en moest worden verwijderd.
Een ander voorbeeld is Andres Serrano. In 1987 kwam hij met een foto met daarop in een glas vol urine een plastic crucifix. Het heette Piss Christ. Het riep veel protest van gelovigen op, die het niet lang geleden vernielden op een expositie in Avignon – samen met een foto van de kunstenaar.
Wat gebeurde hier? Deze kunstenaars werden geïnspireerd door de waarheid van de glorie van God. Die kritiseert zelfgenoegzame religieuze beelden zoals de idee dat de Duitse kerk niet medeverantwoordelijk zou zijn voor de concentratiekampen, of dat Christus niet zou worden bevuild door onze egocentrische vroomheid. In deze kunst keek God hen nieuw en brandend aan. Daarom werden de werken verworpen en vernietigd, zoals Christus buiten de legerplaats werd gevoerd.
Omkering
Kunst wordt ten diepste niet opgehoest door de kunstenaar: God zelf inspireert hem of haar met een nieuw gezicht, een andere kijk op de werkelijkheid. De filosofe Patricia de Martelaere spreekt dan ook van ‘koude kunst’: in echte kunst is een kunstenaar niet met zichzelf, met zijn eigen warme emoties bezig. Nee, hij of zij laat zich als het ware in dienst nemen van de Werkelijkheid om daar uitdrukking aan te geven.
De impressionistische schilder Cézanne schilderde iets niet om te zeggen: ‘Zó vind ik het mooi,’ maar ‘Zó is het’. In plaats van stellen dat een kunstenaar vorm geeft aan de schoonheid, goedheid en waarheid van Gods glorie, is het daarom nauwkeuriger om te zeggen dat die zichzelf uitdrukt, door de kunstenaar heen. De goddelijke Werkelijkheid is dynamisch, ‘werkt’ zich actief uit in de kunstenaar waardoor steeds weer nieuwe beelden ontstaan. Dat vraagt om ontvankelijkheid. Je moet door de velden lopen met een nederige geest, zei de landschapsschilder Constable.
Het initiatief ligt dus niet in de kunstenaar maar komt van de andere kant, van God. In religieuze kunst laten iconen vaak duidelijk deze omkering zien. Ze tonen een omgekeerd perspectief: wat veraf is, is groter afgebeeld dan wat dichtbij is. Uitgangspunt is niet langer ons eigen gezichtspunt, maar de waarheid die op ons toekomt, die gegeven wordt. Paul Klee verwoordde de intuïtie van veel kunstenaars toen hij zei dat hij vaak het gevoel had dat de werkelijkheid naar hém keek in plaats van hij naar de werkelijkheid. Hij keek niet, maar hij werd gezien; hij schilderde niet maar er werd door hem heen geschilderd. Echte kunst overstijgt dan ook de kunstenaar. Een Picasso was wellicht geen groot mens maar creëerde wel grote kunst.
Iconen zijn niet alleen maar een plaatje; ze stellen de afgebeelde heilige present. Zo ook komt kunst op ons af, het beeld wordt een Aanwezigheid die in de toeschouwer iets bewerkt. Daarom kan kunst iets sacraals krijgen en met eerbied en ontzag worden behandeld. Een kunstwerk roept op tot een offer. Wie miljoenen neerlegt voor een Van Gogh doet in wezen hetzelfde als de oudtestamentische gelovige die, geraakt door de schoonheid van de tempelliturgie, zijn mooiste dier offert – in de hoop dat het rendement oplevert.
Tot slot
Ik vat samen: kunst is een geschenk van de Gekruisigde die onze afgodische reductie van de werkelijkheid doorbreekt en een stroom van creatieve beelden vrijmaakt, een geestesgave waardoor de wereld wordt vernieuwd. Echte kunst toont dat ons bestaan is aangelegd op glorie – op de dieptestructuur van de wereld, ook genoemd het koninkrijk van God. Evenals gebed, scherpt kunst onze aandacht en loutert onze blik, zodat we daarvan een glimp opvangen.
In een wereld vol lelijkheid, leugen, lijden en bedrog is kunst een sacrament van hoop. Wanneer we iets moois of nieuws zien, een kunstwerk dat ons raakt, beseffen we dat het bestaan meer is dan de ziekte die ons treft of de rampen op het journaal. Ons perspectief verschuift en even delen we de intuïtie van de mystici dat ten diepste alles goed is.
****
Deze tekst werd uitgesproken als lezing op het Symposium Zonder beelden sprak hij niet van het Platform Kerk en Kunst, dat plaatsvond op 21 september 2013.
Jean-Jacques Suurmond is predikant, supervisor, publicist en columnist in dagblad Trouw.