ArtWay

Kunstenaars openen onze ogen voor rijkdom en betekenis. Sandra Bowden

Kunstenaars

Meertens, George - door Hanneke de Man

George Meertens - SUBLACUS

door Hanneke de Man
 
De eerste of ... de tweede gedachte is het verlangen. Het is moeilijk te onderscheiden. Het verlangen naar een beeld. Een persoonlijk beeld, een passend beeld. Een beeld van het onwaarschijnlijke. Een beeld uit het barre land of van gene zijde. De volgende gedachte - of gaat ze eraan vooraf, wie heeft het kunnen horen - is het ongevormde. Het gelaat van de onbekende. Het evenbeeld in het licht. Dan de feiten, de drager, het doek of papier, het formaat, de verf. De formele grenzen van het reële. De eerste handeling is de kleur, de verdunning, de menging. De tweede handeling is het aanbrengen. De derde handeling is het weghalen. Gevolgd door alle volgende handelingen van aanbrengen en weghalen. In de gelaagdheid komt het beeld tevoorschijn, persoonlijk, passend en tegenwoordig. Dit maakt het schilderij tot lichaam en geest. Het schilderij is niet het doel maar dat wat overblijft, de resten. George Meertens, dagboekaantekeningen  
 
De werken van George Meertens (1957) in zijn boek Sublacus zijn voor het overgrote deel in de afgelopen twee jaar ontstaan. Het zijn gelaagde beelden die hun zeggingskracht ontlenen aan de kleur, de beweging en de schildersinstrumenten waarmee de verf is opgebracht of juist weggehaald.
 
Schilderijen en schilderingen op papier wisselen elkaar af. De werken op papier zijn in series ontstaan. De concrete handeling van het schilderen is hier geïsoleerd en tot beeld gemaakt. In de schilderijen zijn de opeenvolgende handelingen dienstbaar aan een meer omvattende, gelaagde structuur. Soms zijn de doeken duister en bewogen, soms verstild en introvert. Pas als je ze langdurig en van dichtbij bekijkt, geven ze zich echt bloot. Dan valt de tinteling van de kleurvlekjes extra op en is te zien hoe de kleuren zich mengen of hun eigenheid juist behouden. Er zijn sporen van het aanbrengen, maar ook van het schuren en wegvegen van de verf. Hier en daar vallen de krassen op van een verfkrabber, die als ‘littekens’ de kwetsbaarheid zichtbaar maken van de huid van het schilderij. En altijd is er die transparante gelaagdheid, waarin de kleuren zich laag over laag met elkaar verstaan en zich voegen tot een onderliggende structuur.
 
In de afgelopen vijf jaar heeft de kunst van George Meertens een enorme ontwikkeling doorgemaakt, een ontwikkeling die hij zelf omschrijft als een tocht door onbekende gebieden. De vragen die hij zich stelde, gaven richting aan die zoektocht. Hoe kun je het niet-zichtbare schilderen? Hoe kun je een schilderij maken van een innerlijk ervaren? En hoe benoem je de beelden die zo zijn ontstaan en zich vervolgens een plek moeten verwerven in de wereld?
 
George Meertens rondde zijn studie in 1981 af aan de Academie St. Joost in Breda. In de daaropvolgende jaren experimenteerde hij met verschillende artistieke mogelijkheden en uitgangspunten. Zijn eerste tentoonstelling uit 1989 in Lokaal 01 in Breda had het karakter van een installatie. Als commentaar op de typisch zondagse gang van kerk naar café had hij zijn abstracte schilderijen in de benedenruimte van de galerie gecombineerd met op eieren geplaatste caféstoelen, en in de daarboven gelegen ruimte met op elkaar gestapelde en omgevallen bidstoelen.
 
Kerk, installatie, bovenzaal, Lokaal 01, Breda, 1989
 
Café, installatie, benedenzaal, Lokaal 01, Breda, 1989
 
Zijn tentoonstelling in 1994 bij Stichting Archipel in Apeldoorn kenmerkte zich door de rationele en systematische aanpak. In het hier getoonde project Tijdmachine ontwikkelde Meertens een idee van volledigheid. Met behulp van een computer inventariseerde hij op basis van het aantal kleuren en pixels van een beeldscherm de beeldmogelijkheden. Ook ontwikkelde hij een nieuw perspectief dat hij Totaalperspectief noemde en dat als een alziend oog in 360 graden de omgeving kon overzien. Deze projecten vormden de bouwstenen voor twee computersculpturen, een zeefdruk en een serie schilderijen in zwart-wit. Het waren de jaren waarin de toekomst van de schilderkunst inzet bleef van heftige discussie. Meertens voelde zich als kunstenaar genoodzaakt om zijn positie te bepalen ten aanzien van de nieuwe media en experimenteerde met de specifieke mogelijkheden van het beeldscherm. Tegelijkertijd bleef hij echter vasthouden aan de schilderkunst, overtuigd van de meerwaarde ervan.
 
Totaalperspectief, schoolbordverf op linnen, atelier/studio.
 
Voor de reeks grote, realistische stadstaferelen die hij tussen 1995 en 1997 schilderde, nam hij door hem zelf gemaakte foto’s als uitgangspunt. De schilderijen brachten anonieme plekken in beeld: plekken getekend door de sporen van menselijke aanwezigheid, maar waar desondanks geen levend wezen te bekennen is. De grijzen van de troosteloze en onttakelde ruimtes, straatgevels en lokalen maken de voorstellingen nog desolater. In 1997 figureerde een aantal van deze werken in Einde eeuw Tableau Vivant, een tentoonstelling over de actuele stand van zaken in de Nederlandse schilderkunst in Pulchri Studio in Den Haag. Wim Beeren, oud-directeur van het Stedelijk Museum Amsterdam en samensteller van de expositie, karakteriseerde Meertens’ benadering als een vorm van ‘schilderkunst die niet om de eigen vreugdevolle kwaliteiten werd gebruikt, maar als een dienstig middel om een quasi-objectief, door eigen fotografie bepaald beeld te ontdoen van te letterlijke realistische details en te manipuleren naar heviger expressie van leegte.’ (1)
 
Ontmantelde machinekamer, olieverf op katoen, 180x140 cm, 1997
 
Ondanks het succes met deze schilderijen, voelde Meertens zich op een dood spoor. Er volgden jaren van reflectie, een periode waarin hij als mens en als kunstenaar op zoek ging naar nieuwe inspiratie en impulsen tijdens kloosterretraites, in de natuur en door studie. Hij volgde een opleiding vaktherapie en is sinds 2007 werkzaam in een psychiatrisch centrum. Zijn werkzaamheden als beeldend therapeut bieden hem sindsdien, naast al het andere, ook de financiële ruimte om als kunstenaar in alle vrijheid zijn weg te zoeken. Daarnaast is de terugkeer naar het geloof van zijn jeugd een belangrijk gegeven. Meertens ervaart religieen spiritualiteit als drijvende krachten achter zijn kunstenaarschap. ‘Ik ontdekte dat mijn hele moraliteit, mijn hele esthetiek christelijk gevormd is. Wat zoek ik toch naar alle kanten, dacht ik; het ligt zo voor het grijpen, ik heb het gewoon. Toen ontdekte ik ook de regel van Benedictus (480-547). Die is opmerkelijk actueel: hoe verhoud je je tot de wereld als individu? Wat doe je samen en wat doe je alleen? Hoe deel je een dag in? Hoe breng je structuur aan? Hoe ga je om met vrijheid? Wat is de eigen wil? Alles komt daar bij elkaar. Dat fungeert als een geestelijke verrijking. Dat is wat mijn schilderen voedt’, zei hij begin 2010 in een gesprek met Joost de Wal.(2)
 
Toen Meertens het schilderen weer opnam, betekende dit een nieuw begin. Figuratie maakte plaats voor abstractie, de kleur keerde in al zijn nuances terug en het typisch schilderkunstige dat in zijn stadstaferelen uit 1995-1997 zo ver was teruggedrongen, trad nu prominent naar voren. De artistieke problematiek die hem bezighoudt, is echter niet wezenlijk veranderd. Nog steeds gaat het erom beelden te vinden. Maar wat voor beeld? Wanneer is het goed? Wanneer is het voltooid en wanneer ben je je doel voorbij geschoten? De manier waarop hij deze vragen omtrent het bestaansrecht van het schilderij sinds 2005 tegemoet treedt, verschilt wel sterk met destijds. In een interview uit 1994 naar aanleiding van zijn project Tijdmachine zei hij geen grip te hebben op de zoektocht naar dat ene beeld.(3) Door het gebruik van de computer, die àlle beelden bereikbaar maakte, verviel de noodzaak tot het maken van dergelijke, uiterst subjectieve keuzes en beslissingen en kon hij zich op andere vragen richten.
 
In de afgelopen jaren is het zoeken naar een persoonlijk en een passend beeld opnieuw het centrale gegeven in zijn kunst. Die beelden ontlenen hun rechtvaardiging niet meer aan een objectieve systematiek, maar aan de innerlijke noodzaak waaruit ze zijn ontstaan. Na de Zondvloed (2005) is een van de eerste schilderijen die Meertens na de jaren van herbezinning heeft voltooid. Het kleine, liggende doek is opgebouwd uit duidelijk herkenbare toetsen in grijzen, blauwen, okers, bruinen en een vaal roze. Het kleurengamma, de beweeglijkheid van de toetsen en het verschiet roepen - mede dankzij de titel - de associatie op met verdronken land. Ook in de schilderijen die volgden is vaak sprake van een zekere landschappelijkheid. Maar die vloeit eerder voort uit de intuïtieve, lyrische manier van schilderen dan uit de behoefte om de zichtbare werkelijkheid weer te geven.
 
Na de zondvloed, olieverf op katoen, 30x70 cm, 2005
 
In De bossen buiten Clairvaux (2002-2008) is Meertens’ benadering van de natuur uitgekristalliseerd in een enorm tweeluik. De twee, tegen elkaar geplaatste doeken van elk 235 x 435 cm, zijn geheel opgebouwd vanuit de toets. Van dichtbij spat het oppervlak uiteen in een warreling van naast en over elkaar geplaatste groenen, bruinen en okers. Vanaf een afstand verbinden deze zich tot een dynamische ruimte, waarin de toeschouwer al dwalend zijn weg kan zoeken. In De bossen buiten Clairvaux heeft Meertens de figuratie achter zich gelaten om tot een verinnerlijkt beeld te komen van een bos: een beeld dat de herinnering in zich draagt aan het flakkerende zonlicht door het bladerdak, de geur van vochtige aarde en het pulserende leven onder de bast van de stam en in de nerven van het gebladerte. Naast de natuur wordt ook het lichaam een belangrijk thema en ook hier gaat het hem niet om het tastbare, fysieke lichaam, maar om de innerlijke ruimte, om - zoals hij het zelf in een van zijn dagboekaantekeningen verwoordde - ‘de diepe ervaring van een zijn zoals dit samenkomt in het voelend, ervarend lichaam.’
 
De bossen buiten Clairvaux, olieverf op linnen, tweeluik, 235x435 cm elk, 2002-2008
 
In het grote, staande doek Lichaam uit 2006 heeft Meertens die sensatie in verf willen uitdrukken met kleurige verfstreken die in wisselende tint, richting en formaat, laag over laag zijn aangebracht. Soms tekenen de toetsen zich helder af, soms zijn het vegen. Nu eens zijn ze overlappend aangebracht, dan weer naast elkaar tijdens een schilderproces dat hij net zo lang voortzette tot de toetsen elkaar vonden in een open, expressief weefsel.
 
Lichaam, olieverf op katoen, 180x140 cm, 2006
 
‘Luister mijn zoon (...) en neig het oor van uw hart’ luidt de aanhef tot de Regel voor Monniken van Benedictus. Deze woorden zijn Meertens zeer dierbaar. Ook in zijn eigen manier van schilderen wil hij die oproep tot luisteren in praktijk brengen door elk vooropgezet beeld te laten varen en te reageren op wat zich tijdens het schilderen voordoet. Die tastende manier van werken, op zoek naar een samenhang en structuur die van tevoren niet is te voorzien, voert hem langs menige impasse. ‘Het is deze impasse die bepalend is voor de voortgang. Het Chinese karakter voor crisis betekent zowel gevaar als kans. Het is de impasse die men als laagste punt kan zien. Dieper kan men op dat moment niet geraken, de locus horribilis,’ zegt hij daarover in zijn dagboek.
 
Introspectie, verlossing en loutering zijn begrippen die niet alleen voor zijn persoonlijk leven maar ook voor zijn kunst actueel en relevant zijn. Sinds 2009 gebruikt Meertens de term sublacus in dit verband. Ook dit begrip heeft te maken met Benedictus. De Latijnse woorden sub lacus (onder bij het meer) verwijzen naar de plaats waar de kloostervader zich tijdens zijn kluizenaarschap terugtrok: in een grot bij het meer, op het diepste punt. Sublacus is voor Meertens een aanduiding geworden van de tijd en de plaats ‘om tot inkeer te komen. Het is een plaats om te leren met jezelf te leven. Het is een plaats die de stilte van de uren zoekt. Het is een gevaarlijke plaats die onverbiddelijk kan zijn en alleen in Liefde bezocht zou mogen worden.’ Ook het atelier is op te vatten als de sublacus, waar de kunstenaar alle zekerheden probeert te laten varen en waar hem soms momenten van ‘genade’ ten deel vallen, wanneer geest en lichaam samenvallen in de handeling van het schilderen.
 
In Meertens’ schilderijen uit de afgelopen twee jaar is naast de kleur ook de handeling een belangrijke drager van betekenis geworden: de handeling die zich laat sturen en inspireren door reflecties op de natuur, het leven en de spiritualiteit, maar die zich uiteindelijk dient te verstaan met de drager, de verf en de kwasten om tot beeld te worden. Meertens bouwt zijn schilderijen op in lagen, soms zijn dat er maar een paar, soms enkele tientallen. De kleine kwasten, waarmee hij doeken als De bossen buiten Clairvaux en Lichaam schilderde, hebben de laatste twee jaar plaatsgemaakt voor bredere kwasten en een aantal andere schildersinstrumenten, variërend van houten latten, doeken, de eigen handen, de vloer en verfkrabbers. Door de verschillende bewerkingen van de doeken, ontstaan patronen die je nooit zou kunnen bedenken. Ze zijn het onverwachte resultaat van de inwerking van terpentine, oude restjes pigment achtergebleven op de lat waarmee de verf over het doek is getrokken of van de versmelting van de verflagen door het schuren en wegschrapen van de verf. Tegenover de handelingen van het aanbrengen en verwijderen van de verf staat het bewust afzien van actie. Het zijn momenten van afstand nemen, afgedwongen door de eigenschappen van de olieverf, die moet drogen en tot rust komen om niet te verworden tot grijze materie. Wanneer je als kijker recht voor het voltooide schilderij staat, richt alle aandacht zich op het beeld, maar ook de zijkanten hebben een functie. In hun groezeligheid vertonen ze de sporen van het ontstaansproces. Ze laten, in de woorden van Meertens, de ongedurigheid van zijn arbeid zien. Zij verbeelden als het ware de modder en het vuil waaruit het beeld naar voren is gewerkt, en maken zo onlosmakelijk deel uit van het beeld.
 
Lied, olieverf op papier, 100x70 cm, 2010
 
In al hun concreetheid vormen de werken op papier een belangrijke schakel in Meertens’ streven om de handeling van het schilderen de zeggingskracht te verlenen van een beeld. De serie Liederen (2009-2010) is op een bijna terloopse manier ontstaan, als het neuriën van melodieën die als vanzelf opkomen. Voor deze bladen heeft Meertens direct gebruik gemaakt van de kwasten zoals hij ze aantrof in de potten met terpentine op zijn werktafel. Het schilderen is in deze bladen teruggebracht tot een simpele handeling. De patronen zijn uiterst eenvoudig en volgen de impuls van dat moment. Wanneer de verf uit een kwast ‘op’ was, pakte Meertens een willekeurig andere uit de pot. Sommige bladen hebben bijna het karakter van een aquarel door de nog aanwezige terpentine in de kwast. Andere zijn ‘droger’ en laten de aanzetten zien van de kwast op het papier. De werken zijn bijna monochroom, maar hier en daar schemeren kleurresten door de groene, bruine of okerkleurige grondtoon.
 
De vanzelfsprekende directheid die Meertens in deze, maar ook in zijn recent ontstane serie Stemmen bereikte, motiveerde hem om in zijn schilderijen eenzelfde helderheid na te streven. In het grote schilderij Grote stem uit 2010 is het schilderproces teruggebracht tot slechts een paar handelingen. Er is het lichte blauw van de egaal geschilderde achtergrond en het bruin, dat in lange, verticale streken met een brede kwast is aangebracht en er is de horizontale beweging van het wegschrapen van de verf. De structuur die zo is ontstaan, is sober en verrassend tegelijk. De kleuren hebben zich op sommige plekken zo met elkaar verbonden dat niet meer te zien is of het bruin over het blauw, of het blauw over het bruin is geschilderd. In toon en emotionele geladenheid verschillen de werken van elkaar: van de dramatiek en melancholie in Wond en Tranen tot de vreugde en tederheid in Licht en Bemin. Ook door hun formaat en het materiaal waarop ze zijn geschilderd, loopt de aard van de werken uiteen. Meertens heeft zijn schilderijen en werken op papier in deze publicatie gerangschikt naar drager en formaat en hun karakter met één woord getypeerd: de Studies in Verlatenheid, De Liederen en Stemmen op papier en op doek de Brieven, de Gesprekken, de Uren en Sublacus, in formaat variërend van klein en intiem tot monumentaal. Doen wat het schilderij in wording verlangt; helder worden in wat je doet, het zijn principes die Meertens’ benadering van de schilderkunst richting geven. Wat al zijn werk met elkaar verbindt, is de intensiteit waarmee het is gemaakt. Schilderkunst gaat in zijn visie uiteindelijk over betrokkenheid en aandacht. Die kunnen het schilderij tot lichaam en geest maken en het een troostende en helende kwaliteit geven.
 
Grote Stem, olieverf op linnen, 220x200cm, 2010
 
Dat de tijd verder stroomt is tegengesteld aan God. God is ‘al’ en ik kan bedenken dat in het ‘al’, tijd en ruimte samenvallen. De schilderkunst probeert dit te naderen. Twee dimensies die stil staan. Het is alleen de toeschouwer die beweegt en verandert. De tijd lijkt geen greep te hebben op het schilderij. Het is bepaald sensationeel te noemen dat schilderijen uit de veertiende eeuw nog steeds objectief te bekijken zijn zoals toen. Het zijn de interpretaties die veranderen. Toch kan ik me voorstellen dat de intensiteit van het beeld tijdloos is voor de toeschouwer. We proeven nog altijd de aandacht, de overgave die de schilder in zijn werk gelegd heeft. Het is eerder deze aandacht die me vandaag de dag nog aanspreekt dan de voorstelling. In de aandacht ligt de ware devotie besloten. In de aandacht kan elke tijd zijn beeld van God scheppen. George Meertens, dagboekaantekeningen
 
In zijn zoektocht naar het beeld is Meertens steeds dichter bij het schilderen zelf gekomen en zijn de verwijzingen naar de zichtbare werkelijkheid nog meer op de achtergrond geraakt. De schilderijen vertellen hun eigen ontstaansgeschiedenis en openbaren hun wezen in de kleuren en handelingen waaruit zij zijn voortgekomen. De weg naar het beeld is zelf tot beeld geworden.
 
Gepubliceerd in: George Meertens - Sublacus (tekst Hanneke de Man), Document 2011, Timmer Art Books - Oosterhout, 2011.
 
© Hanneke de Man en George Meertens 2011, fotografie Freda Sonnega, Felix Cantineau en George Meertens
 
Noten
1 Wim Beeren in catalogus Einde Eeuw Tableau Vivant; Pulchri Studio Den Haag, 1997; p. 40
2 Joost de Wal in de brochure bij de tentoonstelling De bossen buiten Clairvaux; Hilvaria Studio’s, Hilvarenbeek, 2010
3 Interview met de kunstenaar door Sigrid Vegter in de brochure bij de tentoonstelling Tijdmachine; Stichting Archipel Apeldoorn, 1994