ArtWay

Kunstenaars openen onze ogen voor rijkdom en betekenis. Sandra Bowden

Artikelen

Spreekt kunst vanzelf? - H.R. Rookmaaker

Spreekt kunst vanzelf?

door H.R. Rookmaaker
 
Ergens tussen de Middeleeuwen en onze tijd werd kunst Kunst. Men was gewoon de beeldende kunsten als ambachtelijk werk te beschouwen, zij het wel als een heel bijzonder ambacht. In de 15e eeuw begon de positie van de kunst echter te veranderen. Kunstenaars gingen streven naar meer erkenning. Ze wilden dat de kunst gelijkgesteld zou worden aan de poëzie en de wetenschap. Een aantal grote kunstenaars als Raphaël, Leonardo, Michelangelo en Dürer wisten deze hoge status bijna te bereiken, maar voor mindere kunstenaars was dit ondenkbaar.
 
In de 18e eeuw werd de kunst echter ten slotte geaccepteerd als vorm van 'hoge cultuur'. Als kunstenaar kon je nu een genie zijn, één van de grote leiders van de mensheid, een ziener, een profeet, een hogepriester van de cultuur. Kunst met een hoofdletter K ging zelfs het geloof haar plaats betwisten door zich te ontpoppen als de nieuwe religie van een geseculariseerde wereld. Ook was het begrip cultuur aan verandering onderhevig: de natuurwetenschappen, de economie en de technologie vielen hier voortaan buiten. Cultuur ging, vriendelijk gezegd, staan voor de hogere menselijke activiteiten, ver verheven boven de praktische besognes van alledag. Wat minder positief gesteld werd cultuur het tijdverdrijf van de rijke bovenlaag en de nouveau riche middenklasse. Voluit negatief gesteld verloor cultuur zijn werkelijke betekenis, omdat deze was verworden tot de hobby van een kleine snobistische kliek.
 
Funest
Voor een handjevol echt grote kunstenaars vormde deze verandering geen obstakel. Ze werden vereerd als superieure mensen, hun werk werd verkocht en besproken in hoog opgeleide kring. Voor de meeste kunstenaars was deze verandering echter bijna funest. Hoewel hun beroep als hoog en belangrijk werd beschouwd en werd omgeven met de lichtkrans van Kunst, konden hun werken deze hoge classificatie vaak niet waar maken. In ieder geval kon een minder prominent kunstenaar niet leven van werk dat door de meeste mensen als niet essentieel werd afgedaan. Kunst was iets om naar te kijken en niet iets om veel geld aan uit te geven. Met als gevolg dat veel kunstenaars arm waren en zelfs belangrijke werken alleen met behulp van hoge subsidie het licht zagen. Kunst was nu verheven en verfijnd, maar moest op hoogst ‘kunstmatige’ wijze in leven gehouden worden.
 
Deze situatie heeft er bovendien toe geleid dat er naast de Kunst een nieuwe categorie kunst opkwam: werk uit de hoek van de kunstnijverheid en ambachtelijkheid. Deze vorm van kunst wordt vaak niet voor vol aangezien, omdat de grote kunstenaars erop neerkijken. We doelen hier op de populaire kunst, die vaak als commercieel of als amusement of entertainment wordt afgedaan. En ‘amuseren’ lijkt in de huidige kunstwereld volstrekt uit den boze. Toch kunnen we niet heen om de kwaliteit van een wals van Johann Strauss of de jazz van Duke Ellington; en in de commerciële kunst treffen we voortreffelijk werk van mensen als Toulouse-Lautrec en Cassandre.  
 
Niet alleen de kunstenaars, maar ook de kunst zelf heeft geleden onder deze omwenteling. Door haar te hoge plaats in de cultuur als totaal verloor de kunst haar banden met de realiteit en daarmee haar betekenis. Eén van de gevolgen van deze verandering was de abstracte kunst. Omdat de kunst een religieuze rol werd toegedacht, ging deze vreemde wegen en paden bewandelen. Dientengevolge is de kunst in de ogen van de meeste mensen een esoterische bezigheid geworden, enerzijds extreem rationalistisch en anderzijds zich koesterend in irrationaliteit. Kunst werd opgesloten in het museum.
 
Een museum is een plek waar men gewoonlijk objecten aantreft, die hun functie in het hedendaagse leven verloren hebben. Het museum voor moderne kunst is echter bijna de nihilistische tempel voor antireligie geworden. In zekere zin geldt hetzelfde voor de musea voor oude kunst. De culturele elite kent de beroemde kunstwerken en verwijst ernaar zoals christenen naar bijbelteksten.
 
Ten gevolge hiervan is men over de ware betekenis en functie van de kunst gaan nadenken. Wat is kunst nu eigenlijk? Is kunst wel belangrijk? Waarom zouden we ons er eigenlijk mee bezig houden? In het kunstonderwijs moet zeker aandacht geschonken worden aan deze vragen. Er zijn vele antwoorden geformuleerd. Kunst leert ons diepe dingen. Maar, zeggen sommigen, kunst mag niet didactisch zijn. Kunst moet ons leven verrijken. Is kunst er alleen voor de rijken of voor de snobs? Voor de mensen die er de tijd voor hebben, of ook het geld of de bijzondere gave die we artistieke fijngevoeligheid noemen? Is kunst onbereikbaar voor de hard werkende man in de straat of voor de mensen die ver weg wonen van de culturele centra? O ja, de meeste mensen hebben schilderijen aan de muur hangen, maar dat is slechts decoratie en zeker geen Kunst. Daarvoor is Kunst te hoog en te bijzonder. Kunst is iets geworden dat zich ver van onze huizen en ver boven onze hoofden afspeelt. Zelfs de interpretatie van kunst is een vreemde en moeilijke bezigheid geworden, daar het erom gaat de ‘diepe’ betekenis van kunstwerken te achterhalen, die zeker niet zonder meer duidelijk is voor de ‘onverlichte’ massa.
 
Crisis
De verheffing van de kunst tot haar huidige positie is op zichzelf al een teken van de bestaande crisis. De Hoge Kunst is vreemd en mysterieus geworden, en de populaire kunst, waar de meeste mensen zich mee omringen, is vaak van lage kwaliteit en draagt de tekenen van de geestelijke armoede van onze tijd.
 
Deze crisis maakt het leven voor de kunstenaar en de student aan de kunstacademie verre van gemakkelijk. Vaak zien ze geen rechtvaardiging voor hun werk. Toch ploeteren ze verder, vaak in hun werk zoekend naar hun eigen identiteit, zoals de door Max Klinger afgebeelde filosoof: een man die in een spiegel naar zichzelf zit te kijken. Want kunst wordt beschouwd als een uiting van het diepste van een mens. Maar als er nu ten diepste niets zit? De kunstenaar wordt geacht een genie te zijn, maar geniezijn kun je niet leren. Jonge kunstenaars moeten dikwijls zelf maar uitzoeken wie ze zijn en welke vormen van expressie bij hen passen. Vaak brengt hen dat tot wanhoop; maar als ze om hulp roepen, worden ze weer op zichzelf teruggeworpen en velen bezwijken onder deze last. Tenzij je heel sterk bent en zeer talentvol, of ook een groot ego hebt en je zelf goed kunt promoten, zal het succes in de kunstwereld je ontgaan.
 
Er is sprake van een crisis in de wereld van de kunst. In de christelijke wereld is er misschien zelfs wel sprake van een dubbele crisis. Enerzijds zijn christenen kinderen van hun tijd, anderzijds beschouwen ze de kunst als de vindplaats bij uitstek van de onchristelijke geest van deze tijd. Men doet dan twee dingen: of men houdt zich verre van iedere vorm van kunst en laat deze zo over aan de ‘wereldse heidenen’, of men gaat de kunstwereld schoorvoetend binnen, vaak overladen met vele vragen en twijfels.
 
De eerste positie wordt gerechtvaardigd door te stellen dat de echte roeping van de mens tenslotte is om getuige van Christus te zijn en een ‘geestelijk’ leven te leiden. En aangezien de kunst daar buiten valt, hoeven we ons daar verder niet druk om te maken. Het is echter interessant dat je kunst niet echt kunt vermijden. Want ook al verwerpt men de kunst, toch brengt men gebrandschilderde ramen in de kerk aan of illustraties in het kerk- of evangelisatieblad, waarbij men veelal gebruik maakt van oude of populaire kunst. Dat deze blaadjes er vaak goedkoop uitzien, schijnt niemand te deren. Het gaat tenslotte alleen om de boodschap!
 
De tweede positie laat zich vaak moeilijk tegenover de bovengenoemde argumentatie verdedigen. ‘Is het niet zondig om je leven aan de kunst te wijden? Kunst is toch werelds en alleen op plezier gericht?’ Menig christen werkzaam in de kunstwereld voelt zich een soort hedonist, iemand die nooit werkt (kunst is geen werk!) en die constant gevaar loopt verstrikt te raken in de kwade valstrikken van de wereld. Men vindt zijn ideeën vreemd of onpraktisch. Wat heeft kunst tenslotte te maken met de werkelijkheid van het dagelijks leven, vooral met het ‘christelijke’ leven van alledag? En zo moet men zich verdedigen met het argument dat kunst een uitstekend evangelisatiemiddel is. Maar kunst gebruikt als evangelisatiemiddel mist vaak oprechtheid en kwaliteit, daarmee afdalend tot het peil van propaganda. Ik zou dit zelfs een vorm van prostitutie en misbruik van talenten willen noemen.  
 
Gave van God
Kunst is echter noch slechts een middel tot een doel, noch een religie, noch een activiteit voor een klein groepje uitverkorenen, noch een puur wereldse, overbodige bezigheid. Geen van deze opvattingen over kunst doet recht aan de creativiteit, waarmee God de mens heeft uitgerust. Dit is het vermogen om iets moois (en nuttigs) te maken, net zoals God de wereld mooi maakte en zei: ‘Het is goed.’ Kunst heeft dan ook geen verdere rechtvaardiging nodig, kunst spreekt vanzelf! De hoogste rechtvaardiging voor de hele schepping is dat God deze gewild heeft. En zo hoeven we het bestaan van een boom, of wat dan ook, niet te rechtvaardigen. Een boom is er en is betekenisvol omdat God hem heeft gemaakt. Een boom vervult natuurlijk ook allerlei functies: vogels zitten op zijn takken, vee rust in zijn schaduw en mensen gebruiken zijn hout om er huizen mee te bouwen of de haard mee aan te steken. Maar ook al is een boom onmisbaar in de ecologische cyclus en nuttig voor de mens, in geen van deze functies rust de rechtvaardiging en de betekenis van de boom. Een boom heeft betekenis omdat God hem heeft gemaakt; zijn betekenis overstijgt al zijn functies. Als we dit niet inzien, dan komen we dicht in de buurt van evolutionistische theorieën, die gebaseerd zijn op functionalistische opvattingen.
 
Gods schepselen hebben geen rechtvaardiging nodig. God heeft hen hun waarde gegeven door hen op te nemen in het totaal van zijn schepping. Zo hebben ook onze persoonlijke menselijke eigenschappen en activiteiten geen rechtvaardiging nodig. God draagt ons op om lief te hebben, maar geeft daar geen rechtvaardiging bij. Trouwen, het loven van God, het bewerken van de grond, koken, praten, voelen, denken – al deze activiteiten hoeven we niet te verdedigen in de context van ‘Geheiligd zij uw naam, uw wil geschiede’. Zo behoeft ook kunst geen rechtvaardiging. Ze is niet alleen maar betekenisvol als evangelisatiemiddel of didactisch medium of als ze een praktisch doel dient. Kunst is betekenisvol in zichzelf. Kunst moet vrij zijn: vrij ten opzichte van de politiek (ook de kerkpolitiek), vrij ten opzichte van de tradities van het verleden, van de mode van het moment en van het oordeel van de toekomst; en vrij ten opzichte van onze economische en sociale behoeftes. De kunst kan niet tot louter een functie van één van deze dingen gemaakt worden zonder haar onmisbare plaats in het menselijk leven te verliezen. Christus is tenslotte voor ons gestorven om ons weer werkelijk mens te maken en aan Gods schepping zijn betekenis terug te geven. Evangelisatie is niet alleen christelijk, maar het hele leven is christelijk, tenzij we Christus heel klein maken.
 
Duizenden banden
Maar ook al behoeft kunst geen rechtvaardiging, dit betekent niet dat kunst er alleen is om en voor zichzelf als l’art pour l’art. Net zoals een boom, terwijl die meer is dan het totaal van zijn functies, toch functies heeft, zo is kunst er niet alleen maar om kunst te zijn, maar is ze met duizenden banden verbonden aan de realiteit. Niets is autonoom. Een boom, een mens, een kunstwerk: allen maken ze onderdeel uit van dat prachtige weefsel dat we de realiteit noemen; geen draad kan gemist worden zonder dat het geheel erdoor verarmt.
 
Dus kunst kan nooit op zichzelf staan. Ze zou verschrompelen en sterven. Kunst is op twee manieren met de werkelijkheid verbonden. Enerzijds gaat ze over de werkelijkheid, over angst, hoop, vreugde, liefde, onze omgeving, de dingen die we liefhebben en haten. Anderzijds wordt kunst gebruikt in de werkelijkheid. Muziek, retorica en poëzie hebben een belangrijk aandeel in onze sociale feestelijkheden en religieuze activiteiten. Architectuur, meubels, schilderijen en muziek vormen de bedding voor ons dagelijks doen en laten.
 
Of kunst nu een prominente plaats krijgt of meer een rol in de achtergrond wordt toebedeeld, de fascinerende waarheid is dat hoe meer de kunst wordt ingebed in de realiteit van alledag, hoe meer we zullen inzien dat kunst vanzelf spreekt.              
 
Gepubliceerd in LEV 3, 3, 1999, tijdschrift van Stichting l’Abri, www.labri.nl