ArtWay

De veertigdagentijd herinnert mij eraan dat ik niet vast hoef te zitten in oude patronen van denken en handelen. Vernieuwing is mogelijk.

Artikelen

Jacques Maritain - Marcel S. Zwitser

Jacques Maritain: ‘De kunstenaar moet gewoon een goede handwerker zijn’

door Marcel S. Zwitser

In 1927 gaf de Franse filosoof Jacques Maritain (1882-1973) een exemplaar van zijn essay Kunst en scholastiek (1920) cadeau aan de Spaanse componist Manuel de Falla (1876-1946). De devoot katholieke Falla was verguld met het geschenk. Meerdere componisten reageerden met instemming op Maritains geschrift. Zo lijkt ook Igor Stravinsky (1882-1971) sterk door de gedachten van Maritain te zijn aangesproken. Maritains trouwste muzikale volgeling is waarschijnlijk de weinig bekende Russisch-joodse componist Arthur Lourié (1892-1966), wiens werk in de jaren ’90 een korte opleving kende. Opmerkelijk genoeg was Olivier Messiaen (1908-1992), die als geen ander de rooms-katholieke spiritualiteit in de concertzaal bracht, niet erg gecharmeerd van Maritains Kunst en scholastiek. Desgevraagd verklaarde hij een afkeer van het filosofische jargon in het essay te hebben, maar Messiaenspecialisten vermoeden dat Messiaen in Maritains ideeën mogelijk een hindernis voor zijn eclecticisme en zijn neiging tot exuberantie heeft gezien. Opmerkelijk is dat Maritain en Messiaen diametraal tegenovergestelde meningen hadden ten aanzien van de muziek van Erik Satie: terwijl Maritain die als kunst erkende, kon Messiaen er niets van waarde in horen.

Scholastiek

Maritains essay betreft een inventarisatie van wat de laatmiddeleeuwse scholastiek over kunst had te zeggen en een poging de waarde van dit gedachtegoed voor de moderne tijd te bepalen. Onder scholastiek verstaan we de laatmiddeleeuwse systematisering van de theologie met behulp van de filosofie van Aristoteles. Kenmerkend voor de scholastiek is het grote vertrouwen in het menselijke vermogen om te kennen en te begrijpen. De hoofdvertegenwoordiger ervan is Thomas van Aquino, wiens (onvoltooid gebleven) Summa Theologica uitmunt in analytische helderheid. Nog altijd geldt Thomas van Aquino als een van de meest vooraanstaande leraren in de rooms-katholieke kerk; emeritus-paus Benedictus XVI behoort tot de grote bewonderaars van Thomas.

Kunst en scholastiek is een filosofisch-theologische kritiek van de moderne kunstenaar. Maritains filosofische analyse wat kunst precies is, zal voor menige lezer door toedoen van het specialistische en zeer compacte taalgebruik te hoog gegrepen zijn. Ons interesseert hier vooral de uitkomst van Maritains beschouwingen. Net als Tolstoj in Wat is kunst? betoogt Maritain dat het in de renaissance met de kunst en de kunstenaar is misgegaan. Maritain ziet de oplossing in een terugkeer tot de middeleeuwse orde van zaken: ‘In de machtige gemeenschapsbouw van de middeleeuwse beschaving had de kunstenaar slechts de rang van een ambachtsman en alle soort anarchistische ontwikkeling was aan zijn persoonlijke aanleg verboden, omdat een natuurlijk gemeenschapstucht hem van buitenaf beperkende voorwaarden oplegde… Toen schiep men mooiere dingen en men aanbad zichzelf minder’ (p.33). De moderne kunstreligie is gedoemd op een deceptie uit te lopen: ‘…het is dwaas in de kunst de woorden van het eeuwige leven en de rust van het menselijke hart te zoeken en [het is duidelijk] dat de kunstenaar, wil hij zijn kunst en zijn ziel niet verbrijzelen, eenvoudigweg een goed werkman moet zijn in zoverre hij kunstenaar is: dat is het, wat de kunst van hem verlangt’ (p.49).

Naast de renaissancistische zelfoverschatting van de kunstenaar brengt vooral de moderne nivellering de kunst in gevaar. Al vroeg in zijn essay stelt Maritain dat kunstenaarschap niet berust op talent (dat alleen maar een voorwaarde tot kunstenaarschap is), maar op een habitus. Met habitus bedoelt hij niet gewoontevorming, maar doelgerichte disciplinering en toewijding die gericht zijn op veredeling van de geest. Deze kan alleen worden gevormd in een menselijke relatie, waarin een meester zijn leerling disciplineert en de leerling zich consequent aan deze discipline onderwerpt. De jachtigheid van het moderne bestaan zet dit langdurige en moeizame rijpingsproces in toenemende mate onder druk. Daarnaast beschouwt de massacultuur veredeling van de geest als ongewenst. Niet in staat de geesteskracht voor een dergelijke rijping op te brengen, maar tegelijk niet te kunnen verdragen kwalitatief overklast te worden, persifleert ze de kunst door kunstonderwijs te degraderen tot een mechanische methode, die beperkt blijft tot het uiterlijk aanleren van technieken en trucjes.

Nuchter

Maritains beschouwingen over ‘de christelijke kunst’ (hoofdstuk 8) verdienen aandacht. In plaats van zich te verliezen in moralisme – waar hij in een eindnoot het protestantisme van beschuldigt – stelt hij eenvoudig dat de kunstenaar vervuld dient te zijn van de liefde van God en daarna gewoon aan het werk moet slaan. Hij citeert de enige uitspraak die van Fra Angelico is overgeleverd: ‘Om de dingen van Christus te schilderen, moet men met Christus leven.’ Onder verwijzing naar Bezaleël en Oholiab (de twee kunstenaars die de tabernakel bouwden; Exodus 31:1-11; 35:30-36:7) betoogt Maritain dat God – in tegenstelling tot zoveel christenen – allesbehalve verachting heeft voor kunstenaars en voor hun pogingen schoonheid voort te brengen. Vanzelfsprekend vindt het melodramatische zelfbeklag van romantische kunstenaars bij Maritain geen gehoor, maar in nuchtere woorden beschrijft hij de uitdagingen van het waarachtige kunstenaarsleven: ‘De kunstenaar is op het terrein van zijn kunst onderworpen aan een soort ascetisme, welke soms heldhaftige offers kan eisen. Hij moet geheel zuiver staan ten opzichte van het doel van de kunst, altijd op zijn hoede zijn en niet alleen tegen de minderwaardige gemakzucht en het begeren van succes, maar ook tegen een menigte van meer verfijnde bekoringen en tegen de geringste verslapping van zijn innerlijke kracht… De kunstenaar moet donkere nachten door, zich onophoudelijk zuiveren, vruchtbare streken vrijwillig achterlaten om dorre gebieden, welke vol onzekerheden zijn, binnen te gaan’ (p.96).

Zoals gezegd, Kunst en scholastiek is geen eenvoudige kost om te lezen. Daar komt nog eens bij dat de enige Nederlandse vertaling inmiddels bijna 100 jaar oud is (de uitgave vermeldt geen jaar van druk, maar wel drie kerkelijke goedkeuringen uit 1924); diverse van de hierboven gegeven citaten zijn omwille van de leesbaarheid al aangepast. Een nieuwe vertaling in hedendaags Nederlands – en voorzien van annotaties! – zou dit belangwekkende werk voor belangstellenden aanmerkelijk toegankelijker maken. Hier ligt beslist een opdracht voor een Nederlandse uitgever met een hart voor de kunsten.

****

Betreft: Maritain: Kunst en scholastiek. (Inleiding en vertaling: C.A. Terburg O.P). Amsterdam: Van Munster, z.j.

De volledige tekst van dit boek is hier te vinden: https://www.scribd.com/document/257794776/Jacques-Maritain-Kunst-en-Scholastiek

Dit artikel is met toestemming overgenomen uit magazine Sjofar.