ArtWay

De veertigdagentijd herinnert mij eraan dat ik niet vast hoef te zitten in oude patronen van denken en handelen. Vernieuwing is mogelijk.

Kunstenaars

Bruegel de Oude, Pieter - Albrecht de Schrijver

BRUSSEL ONTHULT DE HERKOMST VAN BRUEGEL

door Albrecht de Schrijver

De geboorteplaats van Pieter Bruegel de Oude is onbekend. Hijzelf of zijn familie heeft er nooit iets over onthuld. Het enige aanknopingspunt is dubbelzinnig. Karel van Mander vermeldde in zijn Schilder-boeck (verschenen in 1604, 35 jaar na het overlijden van Bruegel) dat Pieter “is geboren niet wijt van Breda, op een Dorp, gheheeten Brueghel, welcks naem hy met hem ghedraghen heeft, en zijn naecomelinghen ghelaten.”

En precies om “Breda” gaat het dispuut. Er waren in die tijd namelijk twee Breda’s bekend: het ene dat we nog altijd als zodanig kennen in (Nederlands) Noord-Brabant en het andere in (Belgisch) Limburg, met name Bree dat toen in het Latijn ook Breda heette. Vlakbij Bree liggen de plaatsen Kleine- en Grote-Brogel. Elk van die twee ‘Breda’s’ heeft voor- en tegenstanders.

Tegen het Nederlandse Breda werd (terecht) aangevoerd dat het dorpje Brueghel (nu Son en Breugel) wel vrij ver weg van Breda ligt, terwijl Van Mander nu juist ‘niet wijt’ vermeldde.

Tegen het Belgische Bree werd (zeer terecht) aangevoerd dat het stadje toen behoorde tot het Land van Loon, dus tot het Prinsbisdom Luik, terwijl Van Mander uitdrukkelijk had vermeld dat ‘Brueghel’ in (het toenmalige Hertogdom) Brabant was geboren. Dit laatste argument is steekhoudend.

Het argument tegen Brueghel-bij-Breda is dat veel minder: Karel van Mander mag dan al geschreven hebben ‘niet wijt’, dit is niet letterlijk te interpreteren. Van Mander erkent in zijn boek dat hij veel informatie heeft ‘van horen zeggen’; hij heeft trouwens achteraf bepaalde informatie herroepen. En ‘wijt’ is nogal rekbaar…

Misschien had Van Mander toen een beetje gelijk. In de 6de eeuw was voor het dorpje Brueghel (nu Son en Breugel) de dichtstbije stad wel Breda; ertussen zouden slechts kleine dorpjes hebben gelegen. Daarop oriënteerde Van Mander zich misschien. Zoals waarschijnlijk ook Guicciardini deed, en Vasari: beiden schreven over ‘Pieter Bruegel van Breda’. In een tekening van Thor Smets van het Hertogdom Brabant in de 16de eeuw staan als steden alleen Breda, Eindhoven en ’s Hertogenbosch. Daartussen alleen maar dorpen.

Prof. Yoko Mori (Meji-universiteit Tokyo) bevestigde dat ze ooit in Grote-Brogel een plaatselijke geschiedkundige interviewde. Deze had nooit de naam Brueg(h)el gevonden in kerkregisters!

Een absoluut argument ‘pro Brueghel-bij-Breda’ werd onrechtstreeks geleverd door Dr. Paul de Ridder. Hij was afdelingshoofd bij de Koninklijke Bibliotheek te Brussel en publiceerde een artikel getiteld “Het testament van Everard Bruegel (ca. 1530) klein kanunnik van Sint-Goedele te Brussel”.

In 1977 deponeerde de kerkelijke overheid op zijn aandringen het archief (12de-19de eeuw) van de voormalige kapittelkerk van Sint-Goedele te Brussel op het Algemeen Rijksarchief. Daaronder bevinden zich ook 24 registers van testamenten van clerici van Brusselse kerken. Deze registers bevatten niet alleen de laatste wilsbeschikkingen van deze geestelijken maar ook de inventaris van hun nalatenschap met heel wat detailinformatie op zeer uiteenlopende domeinen.

Het register “N 8 Testamenta, computus minorum canonicorum” bevat onder meer het testament van Everard Bruegel. Die overleed te Brussel op 29 juli 1530. Hij blijkt vrij bemiddeld te zijn geweest. Voor de testamentuitvoerders vergde het drie dagen om de inboedel op te maken van zijn huis in Brussel. Maar hij had ook een huis met hof geërfd van zijn ouders ‘in de prochie van Bruegel’, op de plek die ‘de Leet’ heette. Dat eigendom had hij nog vergroot door er een beemd bij te kopen. Hij had ook nog twee woningen in Brussel geschonken gekregen en had ook heel wat roerende inkomsten.

Het testament vermeldt ook dat hij geld ter beschikking stelde voor een jaargetijde voor zijn ouders in de parochiekerk van Bruegel.

Een broer van Everard, Thomas Bruegel, genaamd van Wolfswinckele, trad op als getuige bij het inventariseren. Aan de twee dochters van deze broer Thomas en aan Appollonien, een andere verwante, liet Everard elk ‘een van mijn besten bedden’ na met nog beddengoed en servetten.

Dr Paul de Ridder besluit: Te Brussel is Everard niet de enige Bruegel die er zich tijdens de 16de eeuw vestigde. Dat was ook het geval met een naamgenoot van de schilder, nl. Pieter van Bruegel, geneesheer en hoogleraar te Leuven. Geboren te ’s Hertogenbosch rond 1520, stierf hij te Leuven op 22 mei 1577 maar hij verbleef doorgaans in de kringen van het Hof te Brussel. Evenals de schilder behoorde hij tot de bekendenkring van Abraham Ortelius. Naast hem was er ook Willem van Bruegel, raadsheer bij de Raad van Brabant. Geboren te Oirschot in 1538, overleed hij op 9 juni 1605; hij ligt eveneens in de St.-Goedelekerk begraven.

Merkwaardig is hoe deze drie uit Noord-Brabant afkomstige figuren te Brussel naam en faam hebben gehad en met Renaissance en humanisme waren vertrouwd.

Dr. De Ridder voegde er een noot aan toe: “Uit de nauwkeurige geografische omschrijving vermeld in deze archiefstukken blijkt dat de hier bedoelde gemeente Breugel gelegen is in Noord-Brabant tussen Sint-Oedenrode en Nuenen. In deze gemeente Breugel ligt ook het beemdencomplex “De Leet”. Het gehucht “Wolfswinkel” ligt in de gemeente Son. De gemeenten Son en Breugel vormen tegenwoordig één gemeente. Wij danken deze gegevens aan A.D. Kakebeeke, adjunct-archivaris van Eindhoven.”

Wolfswinkel is nog de naam van een klein gebied vlak tegen het centrum van Son en Breugel. Een begraafplaats op die plek heeft ook de naam ‘Wolfswinkel’.

Mw Joop Dijsselbloem-Visser van de Heemkundekring Son en Breugel bevestigt: “De Leet was een klein stroompje in Breugel dat uitkwam in de Dommel nabij de verbindingsbrug tussen Son en Breugel. De naam is ook een toponiem voor dat gebied. De naam Breugel is in vroeger eeuwen op veel verschillende manieren geschreven, zoals Breugel, Breughel, Bruegel, Brueghel, Brogel, Brögel, alle ook nog soms met een ‘e’ erachter. Er waren in die tijd geen vaste spellingsregels; men schreef naar eigen inzicht, zoals men het hoorde.”

Uit dit alles is duidelijk dat:
1) er weinig personen bekend zijn met de naam Bruegel;
2) dat de weinige bekenden met die naam in Brussel woonden/werkten en dat ze alle afkomstig waren uit het Nederlandse Noord-Brabant.

Men mag dus (met bijna zekerheid) besluiten dat de familienaam “Bruegel” van schilder Pieter de Oude wel degelijk verwijst naar zijn geboortedorp met die naam in Noord-Brabant (nu Son en Breugel).

Sommige kunsthistorici hebben een probleempje met het feit dat Pieter de Oude als ‘meester’ in de St. Lucasgilde van Antwerpen werd opgenomen met de naam ‘Peeter Brueghels’. Die uitgangs-s zou volgens hen een genitiefvorm zijn en dus betekenen ‘zoon van Brueghel’. Of deze discussie nu echt zinvol is? De schrijfwijzen in die tijd stonden helemaal niet vast. Een klein foutje kan gemakkelijk gemaakt zijn. Een sterk staaltje ervan levert de inschrijving in het huwelijksregister van Pieter: in 1563 trouwden ‘Peeter brùgel en Mayken cocks’! In beide familienamen werd een grove fout gemaakt…

Maar zelfs indien. Indien de betekenis is ‘zoon van Brueghel’, dan blijft het feit dat Pieter de Oude consequent de naam Brueg(h)el heeft gebruikt en dat hij in geschriften uit die tijd met die naam werd vernoemd. In een document van 1566 (stadsarchief Antwerpen) is sprake van ‘sesthien stucken van Bruegel’. L. Guicciardini publiceerde in 1567 een beschrijving van de Nederlanden en G. Vasari beschreef in 1568 de meest illustere kunstenaars uit de Nederlanden. Beide werken verschenen tijdens Bruegels leven; in beide wordt de naam Bruegel gebruikt. In 1572 verscheen een gedicht van Lampsonius over ‘Petro Bruegel, pictori…’

*******

Albrecht de Schrijver is initiatiefnemer/coördinator van het Openlucht-Bruegelmuseum te Dilbeek.