ArtWay

De veertigdagentijd herinnert mij eraan dat ik niet vast hoef te zitten in oude patronen van denken en handelen. Vernieuwing is mogelijk.

Artikelen

Moderne interpretaties van het lijden - N. Minnaar

Tentoonstellingbespreking

De wederopstanding van het lijdensverhaal

door Nina Minnaar
Tentoonstelling ‘Passie’: Middeleeuwse en moderne interpretaties van het lijden en de opstanding van Christus - Museum voor Religieuze Kunst Uden - 16 maart t/m 5 mei 2013
Voor wie het niet weet is het even goed kijken, maar in het Birgittinessenklooster in Uden bevindt zich het Museum voor Religieuze Kunst. Het klooster, dat nog steeds bewoond wordt, maakte in 1973 een deel van haar ruimte vrij voor het museum. Een verzameling middeleeuwse objecten en beelden van het bisdom ’s Hertogenbosch en van het klooster vormden de basis voor de collectie. Middeleeuwse beelden van het Rijksmuseum Amsterdam werden in bruikleen genomen en vulden de collectie aan. Sinds eind jaren tachtig verzamelt het museum ook moderne en hedendaagse werken waarin religie een belangrijke rol speelt.
Deze twee hoofdtakken van de collectie, het middeleeuwse en het moderne werk, vormen het uitgangspunt van de tentoonstelling ‘Passie’. In de expositie, die nog tot begin mei te bezichtigen is, zijn werken bijeengebracht die het lijden of de opstanding van Christus centraal stellen. De ene kant van de medaille wordt gevormd door een groep middeleeuwse devotiestukken uit Zuid-Nederland en Vlaanderen. Het zijn vooral schilderijen en houten beelden, met thema’s als Christus op de koude steen en de kruisafname. Wanneer we de medaille omkeren, zien we het werk van hedendaagse Nederlandse kunstenaars waarin het lijden, de dood en de opstanding van Christus op een heel andere manier zijn weergegeven. Behalve beelden en schilderijen, zien we in deze groep ook etsen, tekeningen, linosneden en een film. Onder andere Marc Mulders, Gijs Frieling en Paul van Dongen zijn hier vertegenwoordigd. Hoewel de werken totaal verschillen van de middeleeuwse stukken, vormen ze een eenheid doordat ze hetzelfde onderwerp aan de orde stellen. Doordat in de moderne werken regelmatig gebruikt wordt gemaakt van de vormentaal en symboliek van de oude werken, ontstaat er interactie tussen de twee groepen. Een voorbeeld hiervan is het werk Piëta ‘Spijkermadonna’ van Jacques Frenken, waarbij de kunstenaar een afgedankt piëtabeeld bewerkte door er spijkers in te slaan. In het museum zijn verschillende middeleeuwse piëta’s te zien, waarvan het werk van Frenken afgeleid is. Hoewel hij de middeleeuwse vormentaal als uitgangspunt neemt, past hij deze aan om de essentie ervan, de pijn en het verdriet, te accentueren.

Links: Piëta uit Antwerpen, ca. 1520, 43 cm hoog, eikenhout.
Rechts: Jacques Frenken, Piëta ‘Spijkermadonna’, 1967, 80 x 55 cm, assemblage van gips, verf, ijzer, hout.
Het onderscheid tussen de twee tijdperken is doorgevoerd in de opbouw van de tentoonstelling. Globaal genomen zien we het hedendaagse werk in de benedenzaal en het middeleeuwse werk in de zalen op de begane grond. Hier wordt echter regelmatig van afgeweken en we vinden met regelmaat een modern werk tussen de middeleeuwse stukken en vice versa, zodat de werken ook direct met elkaar geconfronteerd worden. Hoewel de verschillen en overeenkomsten tussen de stijlen hierdoor duidelijker naar voren komen, maakt deze structuur het er voor de bezoeker niet overzichtelijker op. Het feit dat er her en der een middeleeuws beeld tussen de hedendaagse werken staat, kan verwarring oproepen, zeker als de link met de omstaande werken niet meteen duidelijk is of wordt toegelicht. Om de werken meer tot hun recht te laten komen had het museum mijns inziens beter een keuze kunnen maken: óf een gemengde opstelling, óf een gescheiden opstelling van de werken.
De inrichting van de zalen is ruim en licht. De witte muren zorgen ervoor dat de werken ook in de een lage en donkere ruimte als de kelder goed naar voren komen. Ook het feit dat de werken hier niet te dicht op elkaar hangen, draagt eraan bij dat het een prettige plek is voor de bezoeker. Op de begane grond valt daarentegen nog winst te behalen op dit gebied: de zalen zijn voller en daardoor onoverzichtelijker. Een punt van kritiek dat hiermee samenhangt is de informatieverstrekking. Met name op de begane grond wordt niet duidelijk aangegeven welke werken of zalen deel uitmaken van de tentoonstelling en welke werken bij de vaste opstelling van het museum horen. Ook het feit dat bij sommige werken het informatiebordje ontbreekt, zorgt voor een slordige indruk. In combinatie met de ruimschoots gevulde zalen kan de bezoeker het gevoel hebben te verdwalen tussen de werken. Een folder met een duidelijk uitgestippelde route, een plattegrond of informatiebordjes aan de wand zouden hiervoor een oplossing kunnen bieden.
Over het geheel gezien zijn het vooral de werken die ervoor zorgen dat de expositie in Uden de moeite waard is. Zowel de middeleeuwse als de hedendaagse werken zijn van goede kwaliteit en benadrukken verschillende aspecten van het passieverhaal. Zo staan de werken niet alleen tegenover elkaar, maar vullen ze elkaar ook aan. De hedendaagse stukken laten zien dat het passieverhaal ook voor kunstenaars uit onze tijd zijn waarde niet verloren heeft. Na het bezoeken van ‘Passie’ weet de bezoeker één ding zeker: hoe oud het lijdensverhaal ook is, het blijft altijd actueel.
*******
Nina Minnaar is masterstudente kunstgeschiedenis aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Binnen haar opleiding richt ze zich op moderne en hedendaagse kunst en zoekt ze hierin naar sporen van het christendom. Als stage doet ze bij ArtWay onderzoek naar jonge christelijke kunstenaars in Nederland. In de zomer van 2013 hoopt ze af te studeren en in haar vakgebied aan het werk te gaan.