ArtWay

Kunstenaars openen onze ogen voor rijkdom en betekenis. Sandra Bowden

Kerk en kunst -> Materiaal voor kerkelijk gebruik

Goede Vrijdag - De geschiedenis van het kruis

Het kruis, van martelwerktuig naar symbool voor overwinning op de dood 

door Lisette Almering
 
Inleiding
In de Goede Week overwegen gelovigen het lijden van Jezus Christus. Tijdens Pasen vieren ze de opstanding of verrijzenis van Jezus uit de dood op de derde dag na zijn kruisiging en sterven op Goede Vrijdag. Het Paasfeest, feest van de verrijzenis en van het leven, is voor christenen de belangrijkste feestdag van het Kerkelijk Jaar. Al eeuwenlang wordt het lijden van Jezus verbeeld in de beeldende kunsten, bijvoorbeeld door de kruisweg. Ook leent de muziek zich bijzonder voor het lijdensthema. In Johann Sebastiaan Bachs alom bekende en bewonderde Matthäus-Passion blijkt zelfs muziektheoretisch gezien een kruisvorm te herkennen te zijn.[1] In dit artikel is het de bedoeling stil te staan bij de beeldtraditie van de beschildering van het kruis en het kruisbeeld. Meer specifiek komt de kunsthistorische geschiedenis van de beschildering van het kruis vanaf de oudheid tot in de vroegmoderne tijd aan bod.
Het kruisbeeld in de 2e tot en met de 9e eeuw
Een schetsmatig ingekraste karikatuur uit de 2e eeuw op de muur van de keizerlijke hofpageschool (paedagogium) in Rome is waarschijnlijk de oudst bewaard gebleven voorstelling van Christus aan het kruis.[2] (Afb.1 ) Op de afbeelding staart een man naar een gekruisigde figuur met een ezelskop. De Griekse inscriptie eronder luidt (in vertaling):
Alessameno aanbidt zijn God’.
Afb. 1 Ingekraste afbeelding catacomben Rome (2e eeuw) met inscriptie
De kruisiging was een vernederende straf bedoeld voor gewone misdadigers. Christenen namen daarom slechts aarzelend het kruis als symbool aan.[3] Tot het einde van de 3e eeuw werd Christus zelf bij hoge uitzondering afgebeeld. Vanwege de belangrijkste christelijke leerstelling van de incarnatie (de menswording van God in Christus) rees de vraag of de afbeelding van Christus überhaupt wel mogelijk was.[4]
Vervolgde christenen ontwikkelden een soort geheime beeldtaal. Hun vroege symbolen: kruisen, chi-rho-monogrammen (een combinatie van de eerste 2 letters van het woord ‘Christus’ in het Grieks: XP), vissen, ankers en voorstellingen van de Goede Herder, verschenen in de 2e eeuw op muurschilderingen in Romeinse catacomben. (Afb. 2) Deze symbolen hadden vooral betrekking op de verlossing na de dood. De catacomben, tevens begraafplaatsen, werden mogelijk vanaf de 2e eeuw onder meer door christenen gebruikt om hun doden niet te hoeven begraven in ‘heidense’ grond. [5]
Afb. 2 Chi-rho monogram, Rome (2e eeuw)
Het kruisbeeld of crucifix zal pas in de 6e eeuw verschijnen in de christelijke kunst. Echter, vanaf het kruisvisioen van keizer Constantijn (280-337) in 312 en de vondst van het kruishout door zijn moeder keizerin Helena (248-329) kort daarna, werd de kruisdood van Christus visueel gememoreerd bijvoorbeeld in de vorm van een met edelstenen gesierd kruis(teken) ofwel crux gemmata. Ongeveer tegelijkertijd werd het kruis als executiewerktuig afgeschaft. [6] Het heilig kruis zal in het christendom voortaan de overwinning van Jezus Christus over de dood symboliseren.[7] Christus wordt gezien als Verlosser van de mensheid. Christenen geloven dat Hij door zijn sterven de zonden van de mensen op zich nam en door zijn opstanding uit de doden zowel de zonden als de dood overwon. [8]
Zeldzaam is een vroeg gedateerd, sober paneel van de gekruisigde Christus op de 6e-eeuwse houten deuren van de Santa Sabina, een 5e-eeuwse basiliek in Rome. [9] (Afb. 3) De scene bevindt zich links bovenaan op de toegangsdeuren. Het is jammer dat de dominicanen bij de bouw van het klooster de kloostergang op de kerk hebben aangesloten. Het licht valt daardoor grotendeels weg en de voorstellingen op de panelen zijn moeilijk herkenbaar. Vanwege de compositie en de inkadering refereert de afbeelding aan vroegmiddeleeuwse miniaturen of verluchte manuscripten. Veel miniaturen dienden inmiddels als inspiratiebronnen voor kunstenaars.[10]
Afb. 3 Kruisiging paneel kerkdeur Santa Sabina (Rome) (6e eeuw)
Op iconen uit de 7e, 8e en halverwege de 9e eeuw is Christus aan het heilig kruis meestal afgebeeld met zijn moeder Maria (rechts) en Johannes de Evangelist (links) staande aan de voet van het kruis. Tijdens de periode van het iconoclasme (ca. 725-842) mochten er geen beelden worden gemaakt; er gold een streng verbod.[11] Afbeeldingen van de dood van Christus namen echter toe in de laatbyzantijnse kunst.[12] Op deze afbeeldingen werd een levende Christus geschilderd met zijn ogen open, als een triomferende redder. Hij draagt een kroon zoals een Griekse of Romeinse keizer. Soms draagt Christus een mouwloze tuniek (colobium). Hij houdt zijn armen gespreid, een rechte hoek vormend ten opzichte van zijn lichaam. Indien er bloed vloeit uit zijn zijde, dan lijkt dit pijnloos te verlopen.[13]
Als voorbeeld kan een laatbyzantijns kruisbeeld dienen (Afb.4). Het kruisbeeld bevindt zich thans in het Palazzo degli Uffizi te Florence. Zowel de datum als de maker zijn onbekend, maar de rigide verticale positie van het corpus is uitgevoerd volgens de Byzantijnse iconografie. Figuren werden namelijk eerder als emotieloze symbolen of voorbeelden weergegeven dan volgens de correcte menselijke anatomie.[14] Rondom het kruis met corpus completeren afbeeldingen uit het leven van Christus het geheel.
Afb. 4 Florentijns kruis (datum en maker onbekend), Palazzo degli Uffizi, Florence
Het kruisbeeld in de 9e tot en met de 14e eeuw
Terwijl in de vroege middeleeuwen het kruis met voornamelijk een ‘levende’ of ‘triomferende’ Christus werd afgebeeld, diende zich in de 9e eeuw ook het type van de ‘lijdende, dode’ Christus aan. Inmiddels vermeerderde de belangstelling voor afbeeldingen van de gekruisigde.[15] Bisschop Jonas van Orléans (ca. 760-841) schreef (in vertaling):
“Ter nagedachtenis aan het lijden van de Heer maken wij een beeltenis van de gekruisigde Christus in goud of zilver, ofwel wij schilderen het in kleuren op paneel om op te hangen.”[16]
Het oudste bekendste voorbeeld van een lijdende Christus is het zogenoemde 10e-eeuwse Gero-kruis (kunstenaar onbekend). (Afb. 5) Het hangt in de Dom van Keulen en werd vervaardigd voor de Keulse aartsbisschop Gero (969-976). Christus hang uitgeput en gemarteld aan het kruis, zijn gebogen hoofd naar voren, de ogen gesloten en de mond iets geopend. Deze levendige uitbeelding van het lijden van Christus zou gedurende de middeleeuwen uitgroeien tot een belangrijk kenmerk van de West-Europese kerkelijke kunst. De iconografie van West-Europese kunstenaars verwijderde zich daarmee van de Byzantijnse, waar bij de afbeelding van Christus aan het kruis de nadruk vooral lag op de sacramentele betekenis en minder op de pijnlijke realiteit. [17]
Afb. 5 Gero-kruis, Dom van Keulen (976)
Uit 1025 dateert een besluit van de Synode van Arras, waar in het navolgende tekstfragment een dergelijke houten kruisbeeld kan worden bedoeld. Voor de aanbidding gold (vertaald):
“Wanneer wij deze voorstelling vereren, aanbidden wij Christus die aan het kruis is geslagen, Christus die op het kruis heeft geleden, die er is gestorven, alleen Christus aanbidden wij, niet het werk van mensenhanden.”[18]
In deze regels klinkt het Oudtestamentische beeldverbod door:
“Gij zult geen gesneden beelden maken.” (Exodus 20:4)
Vanwege dit beeldverbod ontstond er sinds het begin van het christendom discussie over wezen, doel en toelaatbaarheid van kunst in kerkgebouwen.
In de loop van de 11e eeuw werd de kruisiging steeds belangrijker in de christelijke kunst.[19] Tot en met de 12e eeuw worden voorstellingen van kruis en kruisiging regelmatig voorzien van exegetisch commentaar – in woord en beeld – en speelt het kruis tevens een rol in meer complexe, visueel exegetische composities.[20] Deze variaties op het thema van het kruis hangen mogelijk samen met veranderde theologische gezichtspunten.
In de Romaanse Duomo Santa Maria Assunta kerk te Spoleto (Italië), bevindt zich een 12e-eeuws op perkament geschilderd en op een plank bevestigd monumentaal Romaans altaarkruis, gesigneerd door Albert Sotio en gedateerd 1187.[21] (Afb. 6) Het is een zeldzaam middeleeuws kunstwerk en het enige zekere werk van deze schilder, die in Spoleto een schilderschool stichtte, welke schilderschool actief bleef tot in de 13e eeuw.
Afb. 6 Schildering perkament gelijmd op houten kruis (1187), Duomo Santa Maria Assunta, Spoleto, Albert Sotio
Een indrukwekkend Byzantijns kruisbeeld uit 1270 van de Florentijnse schilder Cimabue (1240-1302), een bijnaam voor Giovanni, hangt boven het kerkaltaar in de San Domenico te Arezzo. (Afb.7) Cimabue was de leermeester van Giotto di Bondone, later te noemen in dit artikel. Het kruisbeeld van Cimabue is nog als Byzantijns te classificeren. Bijzonder is echter de gezichtsuitdrukking van Christus met gefronste wenkbrauwen en smal geopende mond. Deze kunstenaar schilderde zijn figuren en hun kledingstukken al meer volgens de juiste menselijke anatomie en met realistische schaduwen.[22] Het crucifix toont een gestorven Christus, waarbij de volle aandacht uitgaat naar het lijden en minder naar de autoriteit van een goddelijk figuur. Het lichaam met weliswaar nog weinig anatomische details hangt sterk naar links gebogen om een emotioneel effect op te roepen. Christus gaat slechts gekleed in een lendendoek, geschilderd met een realistische plooival. Aan de uiteinden van de dwarsbalk zijn een rouwende moeder Maria (rechts) en Johannes de Evangelist (links) afgebeeld met mogelijk de bedoeling gelovigen aan te sporen tot rouwen. Bovenaan het kruis staat God de Vader afgebeeld in een cirkel met daaronder een tekst.
Afb. 7 Kruis (1270), Cimabue, San Domenico, Arezzo
Een ander bijzonder ‘populair’ kruis uit die tijd hangt in het kerkje van San Damiano te Assisi (Italië). (Afb. 8) Het betreft een schildering op een paneel van walnotenhout, waarop linnen is gelijmd. Het verhaal gaat dat de Heilige Franciscus (1182-1226), ook wel Il Poverello genoemd (de ‘arme man’), in 1205 werd aangesproken door de Gekruisigde, hier nog afgebeeld als de verheerlijkte Jezus:
‘Herstel mijn huis, dat zoals je ziet in verval is geraakt.'[23]
Afb. 8 Kruis van San Damiano (13e eeuw), kunstenaar onbekend, vanaf 1957 Basiliek Heilige Clara, Assisi
De kunstenaar komt waarschijnlijk uit Umbrië. Er is een sterke Syrische invloed in de wijze van afbeelden te bespeuren. Bekend is dat er inderdaad enkele Syrische monniken in die streek verbleven.[24] Het beeldverhaal van dood, opstanding en hemelvaart (oftewel het Paasmysterie) is rondom de Gekruisigde te herkennen.[25] Het kruis in het kerkje van San Damiano is een kopie; het origineel hangt sinds de Goede Week van 1957 in de basiliek van de heilige Clara in Assisi.[26] Ieder jaar bezoeken velen de St. Franciscusbasiliek (boven- en benedenkerk) in Assisi in combinatie met de basiliek van de Heilige Clara vanwege dit bijzondere kruis.
Franciscus van Assisi (1182-1226), een inspirator
Vanaf de 13e eeuw voltrokken zich binnen de Kerk ingrijpende veranderingen, die op termijn hun invloed zouden uitoefenen op de kunst.[27] Een belangrijk inspirator bleek Franciscus van Assisi, een eenvoudige geestelijke, die zich meer op het gevoel dan op filosofische en theologische kennis oriënteerde.[28] Zijn emotionaliteit en betrokkenheid bij het leven en zijn vermogen daarover te kunnen praten en schrijven, maakten hem een vernieuwer van het godsdienstige leven. Zijn invloed op het religieuze denken manifesteerde zich het eerst in Italië, vooral na 1250.[29]
Sinds de 14e eeuw speelden ook elders in Europa gevoelsmatige aspecten een doorslaggevende rol. De franciscaanse beweging oefende grote invloed uit op de volksdevotie, de literatuur, de mysteriespelen en de volksprediking.[30] Dit worden inspiratiebronnen voor de laatmiddeleeuwse kunst.[31] Franciscus’ leer sluit namelijk prima aan op de spirituele nood van zijn tijd en heeft te maken met de groeiende aandacht voor Christus ‘als mens’. In de kunst worden thema’s als Christus lijden (afbeelding van Christus aan het kruis alsChristus patiens), het alledaagse en zijn kindertijd belangrijker.[32] Dit is gerelateerd aan de herwaardering van de mens tijdens de hoge middeleeuwen: als wezen, lichaam, denkende en voelende drager van de geest.
In de 13e en 14e eeuw werden bovendien humanistische idealen verspreid. Kunstenaars pakken dit op door toenemend op accurate wijze de fysische wereld weer te geven. Wanneer echter de Zwarte Dood (de pest) het continent verwoest, worden ook de wrede, gruwelijke aspecten van de Passie in de kunst zichtbaar.[33]
De Florentijnse schilder Giotto di Bondone (1266 of 1267-1337), leerling van Cimabue, werkte op innovatieve wijze, te zien aan zijn kruisbeeld in de Santa Maria Novella te Florence. Hij brak als eerste volledig met de Byzantijnse manier van schilderen en liet het naturalisme toe in de voorstelling.[34] (Afb.9) Het hoofd van Christus valt schuin naar voren, zijn haar hangt rechts naar beneden. Zijn dode gezicht is ontspannen, zijn lippen realistisch enigszins open. Zijn handen zijn in het juiste perspectief geschilderd. Giotto werkte al vroeg driedimensionaal.[35] Het lichaam hangt dan ook meer natuurlijk, licht gebogen aan het kruis en de borstkas evenals de voeten zijn anatomisch correct weergegeven. Door zich te concentreren op emotie en realisme boven goddelijke symboliek, gaf Giotto het corpus een meer menselijke en aardse uitstraling. Een dergelijk kruisbeeld vormde een bron van inspiratie voor latere kunstenaars en kon uitgroeien tot een prototype.
Afb. 9 Kruis (1290), Giotto, Santa Maria Novella, Florence
De Meditationes vitae Christi (meditaties over het leven van Christus) die circuleerden rond 1400 en werden toegeschreven aan Bonaventura (1221-1274), versterkten het pathetisch naturalisme in de kunst. Bonaventura concentreerde zich vooral op de gestalte van Christus en diens lijden. Kunstenaars zoals de gebroeders Jan en Hubert Van Eyck (ca. 1390-1441 en ca. 1366-1426) verbeterden intussen de picturale techniek.[36]
Thema’s als lijden, opoffering en het kruis als martelwerktuig komen sterk terug in schilderijen van bijvoorbeeld Matthias Grünewald (1475-1528) en van Hans Holbein (1497-1543). Grünewald beschilderde tussen 1510 en 1515 een imposant altaarstuk, bekend als Het Isenheimer Altaar, voor het klooster van de Antonietenorde te Isenheim, in de Elzas nabij Colmar. (Afb.10) Christus is gruwelijk gemarteld aan het kruis weergegeven. Deformaties van bijvoorbeeld zijn handen en de weergave van de intens droevige moeder Maria en Johannes verhogen het lijdensdrama. Dit veelluik bestemd voor een vleugelaltaar werd onder andere vanwege het expressieve karakter een bron van inspiratie voor menige 20e-eeuwse (expressionistische) kunstenaar.[37] Het is te bezichtigen in het Unterdenlinden museum van Colmar. Ieder jaar trekt dit kleine museum in Colmar veel bezoekers vanwege het indrukwekkende altaarstuk.
Afb. 10 Isenheimer altaar(1510-1515), Matthias Grünewald, Museum Unterdenlinden, Colmar
Tot besluit
De beschildering van het heilig kruis heeft door de eeuwen heen een eigen evolutie gekend, die niet eindigde in de 16e eeuw. Het voert echter te ver om binnen een enkel artikel het gehele proces te beschrijven. Markant is wel een betekenisvolle verandering in de omgang met het thema kruis of kruisiging door kunstenaars uit de 20e eeuw. Niet langer blijft het kruis bij uitstek een onderwerp voor religieuze kunstenaars, maar voortaan geven ook eigentijdse kunstenaars (gelovig of ongelovig) er op gehele eigen wijze vorm aan. Een significant voorbeeld is De Witte Kruisiging (1938) van de joodse moderne kunstenaar Marc Chagall (1887-1985). (Afb. 11) De joodse Jezus met gebedsmantel als lendendoek, hangend aan een kruis in een baan van hemels licht, heeft om zich heen: een brandende synagoge, een Russische stad in de vlammen, een Jood op de vlucht, een weggesmeten torarol, een bange moeder met kind, oprukkende bolsjewieken en nazi’s en de aartsvaders die wenen samen met Rachel. Dit is geen christelijk schilderij meer; voor Chagall was het vooral een joods schilderij. Deze weergave van het kruis toont een verschuiving richting herkenbaarheid van het lijdensthema voor iedereen, wereldwijd, religieus of niet, vanwege de algemene zeggingskracht.
Klik hier voor De witte kruisiging (1938), Marc Chagall, Art Institute of Chicago, USA
  *******
Lisette Almering-Strik (*1955) studeerde Algemene Cultuurwetenschappen aan de Open Universiteit Nederland in de periode 2000-2011. Zij studeerde af op modern-religieuze kunst, meer specifiek op het aandeel van de Franse modern-religieuze kunst of art sacré in de Nederlandse kunst gedurende het tijdvak 1945-1962. Sinds 2012 onderzoekt zij als promovenda het Nederlandse debat over katholieke kerkelijke beeldende kunst en architectuur in het kielzog van het modernisme (1900-ca.1970). De wisselwerking met de katholieke kunstpraktijk speelt daarbij een belangrijke rol. Analyse van soortgelijke debatten elders in West-Europa dienen het karakter van het Nederlandse debat te verduidelijken. Prof. dr. Ype Koopmans en dr. Jos Pouls zijn respectievelijk haar promotor en copromotor.
 
Gebruikte literatuur
Bauer, M., Anfang der Christenheit (Berlin 1969)
Honour,H. en J. Fleming, Algemene kunstgeschiedenis (9e druk, Amsterdam 2000)
Houten, K., van, Ich kenne des Menschen nicht. De Kruisvorm in de Matthäus-Passion van Johann Sebastian Bach (in 1998 uitgegeven in eigen beheer)
Huizinga, J., Herfsttij der Middeleeuwen. Studie over levens- en gedachtenvormen der veertiende en vijftiende eeuw in Frankrijk en de Nederlanden (Groningen, 1986)
Laarhoven, J. van, De beeldtaal van de christelijke kunst. Geschiedenis van de iconografie (Nijmegen 1997)
Magni, M., Italië (Arnhem 2009)
Pouls, J., ‘Hoe mooi is afschrikwekkend? Matthias Grünewald en ‘de Duitse ziel’’, Locus 23/2008. Tijdschrift voor studenten en docenten Cultuurwetenschappen aan de Open Universiteit
Stoffers, M., (red.), Middeleeuwse Ideëenwereld 1000-1300 (Hilversum 1994)
Vasari, G., De Levens van de grootste schilders, beeldhouwers en architecten Van Cimabue tot Giorgione , deel 1, ingeleid door Henk van Veen, vertaald door Anthonie Kee (Den Haag 1990), oorspronkelijke titel Le vite de’più eccellenti pittori, scultori e architettori (Florence 1550 en 1568)
Internetpagina www.franciscaans-studiecentrum.nl (2012)
Internetpagina http://www.heiligen.net/ (2012)
Internetpagina www.kunstgeschiedenis-helikon.nl (2010) landelijk instituut voor religie in kunst en cultuur
 
Illustratieverantwoording
Afb. 1 Ingekraste afbeelding catacomben Rome (2e eeuw) met inscriptie http://it.wikipedia.org/wiki/Graffito_di_Alessameno
Afb. 3 Kruisiging paneel kerkdeur Santa Sabina (Rome) (6e eeuw)
Afb. 4 Florentijns kruis (datum en maker onbekend), Palazzo degli Uffizi, Florence
http://www.proprofs.com/flashcards/upload/q200605.jpg
Afb. 6 Schildering perkament gelijmd op houten kruis (1187), Duomo Santa Maria Assunta, Spoleto, Albert Sotio 
Afb. 8 Kruis van San Damiano (13e eeuw), kunstenaar onbekend, vanaf 1957 Basiliek Heilige Clara, Assisi
http://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/3/31/Kruis_san_damiano.gif
Afb. 9 Kruis (1290), Giotto, Santa Maria Novella, Florence
http://www.christusrex.org/www1/giotto/MCR-crucifix-l.jpg
Afb. 10 Isenheimer altaar (1510-1515), Matthias Grünewald, Museum Unterdenlinden, Colmar
Afb. 11 De witte kruisiging (1938), Marc Chagall, Art Institute of Chicago, USA
http://cruciality.files.wordpress.com/2009/07/chagall-the-white-crucifixion-1938.jpg 
 
[1] In 1998 verscheen er een boek van Kees van Houten getiteld Ich kenne des Menschen nicht. De Kruisvorm in de Matthäus-Passion van Johann Sebastian Bach. Hij gaat kritisch in op een theorie uit 1950 dat Bijbelfragmenten, koralen en aria’s een symbolische plaats hebben op de dwarsbalk en de staander, en wel zodanig dat de lengteproporties van het kruishout op een overtuigende manier zichtbaar worden.
[2] H. Honour, J. Fleming, ‘Vroeg-christelijke Byzantijnse kunst’, in: Algemene kunstgeschiedenis, 9e herziene druk (Amsterdam 2000) pp. 297-298.
[3] Idem.
[4] Idem.
[5] Idem.
[6] J. van Laarhoven, De beeldtaal van de christelijke kunst. Geschiedenis van de iconografie (Nijmegen 1997) pp. 35-50
[7] Internetpagina http://www.heiligen.net/ (2012).
[8] Idem.
[9] M. Bauer, Anfang der Christenheit (Berlin 1969) p.25.
[10] Laarhoven, p. 59.
[11] Laarhoven, p. 64.
[12] Internetpagina www.kunstgeschiedenis-helikon.nl (2010).
[13] Idem.
[14] Idem.
[15] Laarhoven, p. 103.
[16] Idem.
[17] Honour,H. en J. Fleming, ‘De Middeleeuwen in Europa’, in: Algemene kunstgeschiedenis (9e druk, Amsterdam 2000) pp.364-365.
[18] Laarhoven, p. 103.
[19] Idem.
[20] Internetpagina www.kunstgeschiedenis-helikon.nl (2010).
[21] M. Magni, Italië (Arnhem 2009) p. 427.
[22] G. Vasari, ‘Het Leven van Cimabue’, in: De Levens van de grootste schilders, beeldhouwers en architecten.Van Cimabue tot Giorgione (deel 1, Nederlandse vertaling A. Kee, Den Haag 1990), oorspronkelijke titel Le vite de’più eccellenti pittori, scultori e architettori(Florence 1550 en 1568) p. 50.
[23] Internetpagina www.franciscaans-studiecentrum.nl (2012).
[24] Internetpagina http://www.franciscaans.nl/sp_damiaankruis.html (2012)
[25] Idem.
[26] Idem.
[27] Laarhoven, 187-188.
[28] Idem.
[29] Idem.
[30] B. Pranger, ‘God’, in: M. Stoffers (red.), Middeleeuwse Ideëenwereld 1000-1300 (Hilversum 1994) p. 112-114.
[31] Laarhoven, 188.
[32] Pranger, p. 115.
[33] J. Huizinga, Herfsttij der Middeleeuwen. Studie over levens- en gedachtenvormen der veertiende en vijftiende eeuw in Frankrijk en de Nederlanden (Groningen, 1986) pp.275-277 en passim.
[34] Vasari, ‘Het leven van Giotto, Florentijns schilder, beeldhouwer en architect’, De Levens, p.69.
[35] Idem.
[36] Huizinga, p. 275.
[37] J. Pouls, ‘Hoe mooi is afschrikwekkend? Matthias Grünewald en ‘de Duitse ziel’’, Locus 23/2008. Tijdschrift voor studenten en docenten Cultuurwetenschappen aan de Open Universiteit, pp. 11-20.