ArtWay

Kunstenaars openen onze ogen voor rijkdom en betekenis. Sandra Bowden

Nigel Halliday: Het abstract expressionisme

Abstract Expressionisme

door Nigel Halliday

Jackson Pollock: Blue Poles, 212.1 x 488.9 cm, National Gallery of Australia

Het abstract expressionisme wordt soms afgedaan als geklodder dat ook geproduceerd zou kunnen zijn door het spreekwoordelijke ‘kind van zes’. Maar de schilders zelf namen hun werk heel serieus en gebruikten hun werk om antwoorden te vinden op hun diepste vragen. Hun schilderijen waren dan ook veel complexer en coherenter dan wat een kind van zes ooit zou kunnen maken. 

Voorheen richtte de westerse kunst zich op wat we vereren, op wat goed is en hoe we zouden moeten leven. Sinds de Verlichting met haar verwijdering van het transcendente uit de definitie van de werkelijkheid, versmalde het aandachtsgebied zich tot meer fundamentele vragen als ‘wat is werkelijkheid’ en ‘wat ben ik’.

Deze serieuze toon gaat vandaag vaak verloren doordat deze doeken voor miljoenen euro’s van eigenaar wisselen, puur op hun schoonheid worden beoordeeld en onschadelijk worden gemaakt aan de muren van chique huizen en galeries. De schilderijen worden verhandeld als kaarten en inpakpapier en de tragedie van het leven en de dood van Jackson Pollock of Mark Rothko verdwijnt daarbij uit het zicht. Maar het is de moeite waard voor christenen die de geschiedenis willen begrijpen en door de bril van het evangelie naar hun cultuur willen kijken om de diepe ernst van deze kunstenaars te onderkennen – zelfs als hun antwoorden hun verdrietig dun voorkomen.

Het abstract expressionisme was een beweging onder met name kunstenaars in New York tijdens en na de tweede wereldoorlog. Ze waren geïnspireerd door het werk van Europese modernisten uit de jaren dertig, waarvan een aantal aan het begin van de oorlog naar New York waren gekomen. Ze leerden van deze kunstenaars over de expressieve mogelijkheden van kleur en beweging. Ze zochten naar een puurdere kunst, bevrijd van onderwerp en verhaal.

 

Mark Rothko en Clyfford Still

Mark Rothko en Clyfford Still kunnen als voorbeeld dienen. Rothko staat bekend om zijn zinderende kleurblokken die als wolken op het doek hangen. De wazige randen zijn essentieel voor hun effect, waarbij ze je uitnodigen om een ongedefinieerde gevoelsarena binnen te gaan, ongehinderd door de ratio. Rothko’s schilderijen hebben een hoop met het zen boeddhisme gemeen, daar ze je aanzetten om van de werkelijkheid weg te drijven naar iets dat verwant is aan het niets.

Clyfford Still daarentegen maakt grote, ruw geschilderde blauwe of zwarte kleurvlakken, die ruw opengescheurd lijken zodat er kleine contrasterende vlakken geel of oranje tevoorschijn komen. Als je je ogen langs de gehavende randen laat lopen, voel je de dramatiek. Ze scheppen een gevoel van omsluiering en mysterie, van iets wat aan het oog is onttrokken: leven fonkelend te midden van de dood of een afgrond die klaar ligt om alles op te slokken.

Deze schilders werken tijdens de tweede wereldoorlog en vervolgens in de schaduw van de atoombom en de groeiende realisatie van de verschrikkingen van de holocaust. Hoop moet schaars zijn geweest.

 

Jackson Pollock

De beroemdste abstract expressionist is Jackson Pollock, vooral bekend om zijn ‘drip paintings’. Het is een vergissing om te denken dat zijn drip paintings bestonden uit willekeurige verfspetters. De schilderijen zelf laten zien – en dit wordt bevestigd door de beroemde film waarin je hem bezig ziet met een op de grond liggend doek – dat hij werkte in herhaalde bewegingspatronen, waarbij hij reageert op de vorm van het doek en de al aangebrachte verf. Zo bouwt hij langzaam een rijk weefsel van verfbewegingen op.

Als men gewend is om vooral de negatieve kant van deze werken te benadrukken – hun gebruik van toeval en hun ogenschijnlijke betekenisloosheid – kan het verrassend zijn hoe mooi ze soms zijn. De kleuren zijn rijk en aantrekkelijk. De strengen neergeworpen verf vormen prachtige patronen.

Als je de film goed bekijkt, word je langzaam gewaar hoe het werk ontstaat, de volgorde van de verflagen, de bewegingen en gebaren van de kunstenaar. Ze leggen in feite Pollocks handelingen vast, een existentieel moment dat nog versterkt wordt door de aanwezigheid van gebroken stukken glas die klaarblijkelijk naar beneden vielen tijdens het schilderen. Het schilderij echoot het geloof in zelfrealisatie dat ook naar voren komt in existentialistische romans: de kunstenaar heeft geen weet van de zin van het leven, maar voelt dat er een of andere vorm van zin toegekend kan worden door er gewoonweg te zijn. Pollock ging echter nog verder. Hij was niet alleen beïnvloed door de expressionisten, maar ook door de surrealisten en hun interesse in het onbewuste.

Een aantal van de kunstenaars in New York was zelf bezig met psychoanalyse en was bekend met concepten als het ego en het onbewuste. Maar waar Freud meende dat het onbewuste met grote voorzichtigheid benaderd moest worden, daar er goede redenen zijn waarom dingen veilig daar zijn opgeborgen, zagen de surrealisten het onbewuste als een grote bron van verwondering, waaruit nieuwe opwindende emoties en ervaringen vrijgezet konden worden door middel van surrealistische, irrationele beelden.

Op basis van zijn commentaar in de film waarin we hem aan het werk zien, lijkt Pollock van mening te zijn geweest dat als hij kon schilderen zonder de controle van zijn verstand, het resultaat een expressie van zijn onbewuste zou zijn. Het zou daarom een uiting zijn van zijn diepere innerlijke zelf.

Er zit een droevige kant aan dit verlangen naar transcendentie. De kunstenaars voelden terecht dat het leven groter moest zijn dan het materialisme en humanisme doen voorkomen. Maar in een wereld zonder God grepen ze naar een opzettelijke, bijna mystieke geloofssprong dat irrationeel handelen je in contact brengt met je diepere zelf – en dat dit diepere zelf sowieso betekenis heeft.

 

Beauty and the beast

Enerzijds zit er in het abstract expressionisme dus een bijna wanhopige zoektocht naar betekenis, die anderzijds resulteert in werken die vaak subliem mooi zijn. Lee Krasner weerlegt het idee dat het abstract expressionisme voornamelijk uit grote bombastische werken bestaat met een werk dat een fractie van de maat van de meeste schilderijen. Ze zijn verrukkelijk rijk is, overvol maar fijn als filigraan. De verf lijkt erover gedruppeld met een kleine spuit.

Lee Krasner: Shattered Color, 1947

Louise Nevelson maakt prachtige assemblages van alledaagse voorwerpen in houten stellages, overgoten met een laag zwarte verf die het geheel eenheid verleent. De werken zijn raadselachtig, omdat de voorwerpen hun alledaagse nut hebben verloren. Net als bij Pollock is het de vraag wat de werken betekenen. De kunsthistoricus Hans Rookmaaker omschreef dit soort werken vaak als gnostiek: ze werpen zich op als een poort naar bijzondere kennis van een diepere geestelijke realiteit, terwijl ze tegelijkertijd niet bevraagd kunnen worden. Je kan niet in discussie gaan met wat ze onthullen. Je moet ze simpelweg vertrouwen of niet.

Het vraagt om een geloofssprong om aan te nemen dat je door in de arena van het irrationele te stappen op echte betekenis stuit. Toch geven de kunstenaars uiting aan hun beeld van God zijn, doordat ze heel mooie objecten scheppen.

***

Nigel Halliday is een Engelse kunsthistoricus. In het bovenstaande bewerkte artikel bespreekt hij de tentoonstelling die plaatsvond in 2016 in de Royal Academy of Arts, Londen. Eerst gepubliceerd in Evangelicals Now, december 2016.